Terug naar overzicht

Strijden tegen de Leviathan-staat: René Cassin en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens


“(…) The Second World War constituted a genuine “crusade for human rights”. I also mention it, alas, because today, barely a quarter of a century after that victorious crusade, we still hear too many national leaders expressing themselves on the subject of the absolute and exclusive sovereignty of the state over the human beings under its jurisdiction, enunciating principles which threaten again to lead the world into a state of anarchy and to plunge it into wars, supposedly local and limited in scope, but in reality damaging to all of humanity.”

Deze woorden werden uitgesproken door René Samuel Cassin (1887-1976) na de ontvangst van de Nobelprijs voor de Vrede op 11 december 1968. Het zijn woorden van ruim 50 jaar geleden, die gezien de huidige politieke machtsverhoudingen  – o.a. de Russische invasie van Oekraïne, de dreigende uitingen van Erdoğan richting Griekenland en het militaire machtsvertoon van China richting Taiwan – hun kracht niet hebben verloren.

Voor academici die zich bezighouden met fundamentele rechten is Cassin geen onbekende. Deze jurist, diplomaat, hoogleraar en rechter werd geboren op 5 oktober 1887 in een Sefardisch joods gezin in Bayonne, Frankrijk en groeide op in de schaduw van de Dreyfusaffaire. Cassin kwam voor gebeurtenissen te staan die voor de huidige Fransman, of eigenlijk menig West-Europeaan geboren na de Tweede Wereldoorlog, moeilijk voor te stellen zijn. Niet alleen raakte hij als soldaat ernstig gewond in de Grote Oorlog, maar zoals het geval was voor miljoenen Joden trof de Holocaust zijn familie zwaar. Hij verloor veel familieleden, onder wie zijn zus; zij werd gedeporteerd en vermoord in Auschwitz.

Een belangrijke bron voor het levensverhaal van Cassin, en derhalve deze blog, is de biografie René Cassin and Human Rights: From the Great War to the Universal Declaration van vooraanstaande historici Jay Winter en Antoine Prost. In het boek wordt een meeslepend portret geschetst van een uniek figuur, wiens leven het beste en het slechtste in termen van fundamentele rechten van de twintigste eeuw omvatte. Het boek is een aanrader voor iedereen die een fascinerend verhaal wil lezen over de geschiedenis van de mensenrechten in de twintigste eeuw.

Na de Grote Oorlog zette Cassin zich in voor de ‘Union fédérale’, een organisatie die opkwam voor de belangen van veteranen, en in 1918 richtte hij zelf de French Federation of Disabled War Veterans op, waarvan hij tot 1940 als president diende. Ook fungeerde Cassin van 1924 tot 1938 als de Franse afgevaardigde in de Volkenbond. Hij drong aan op de ontwapening van de grote mogendheden en pleitte, reeds voor de oprichting van de VN, voor het opbouwen van instellingen die internationale conflicten konden beslechten, dan wel voorkomen. Cassin ageerde tegen de ‘Leviathan State’, de allesvernietigende staat die de ongebreidelde macht heeft om rechten van burgers op eigen grondgebied en daarbuiten te schenden. Hij benadrukte de gebreken in de aanvaarding van absolute staatssoevereiniteit en stelde een alternatieve benadering voor: de instelling van mensenrechten.

Tijdens de Duitse invasie van Frankrijk in 1940 was Cassin genoodzaakt om samen met zijn vrouw Simone met een diplomatenpaspoort naar Londen te vertrekken. De beslissing valt Cassin zwaar; hij schrijft in zijn dagboek: ‘I have to fight. And if I stay, I will be in danger, and will not be able to teach (…) It is cruel to leave in France our things, our family, and our friends.’ De woorden ‘I have to fight’ zijn illustrerend voor de pacifistisch activistische weg die Cassin zal voortzetten na zijn vertrek uit Frankrijk.

In Engeland sloot Cassin zich aan bij, destijds nog generaal, Charles de Gaulle en als een van de leiders van de ‘Vrije Fransen’ (France Libre) werd hij door de Vichy-regering bij verstek veroordeeld tot de doodstraf wegens hoogverraad. Na de bevrijding speelde hij een belangrijke rol bij het herstel van de Franse republikeinse orde. Gedurende deze decennia deed Cassin een schat aan politieke ervaring op die van pas zou komen tijdens zijn inspanningen als de Franse afgevaardigde bij het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Door zijn bijdragen wordt Cassin soms zelfs als ‘vader’ van de Universele Verklaring gezien.

De vraag wie de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is omstreden. Zo benadrukt Mary Ann Glendon de cruciale rol van Eleanor Roosevelt, destijds de voorzitter van de Mensenrechtencommissie. Ook wijst zij, terecht, op de intellectuele bijdragen van Charles Malik, de Libanese afgevaardigde, en van Pen-Chun Chang, de vertegenwoordiger van China. Een bestudering van de travaux préparatoires leert dat met name Chang er al in een vroeg stadium van het ontwerpproces vanuit een universalistisch perspectief voor pleitte om alle verwijzingen naar “nature and God” te verwijderen uit de Verklaring. Anderen benadrukken het werk dat John Humphrey, de secretaris van het redactiecomité en directeur van de Division on Human Rights, verrichtte in voorstadia van het ontwerpproces met zijn ‘Secretariat Outline’. Menig ander roemt Cassin, en zoals gezegd, noemt hem de ‘vader’ van de Universele Verklaring. Of dat terecht is, valt te betwijfelen. Hij leverde belangrijke bijdragen, maar hij vervulde geen soortgelijke rol als Thomas Jefferson deed in het geval van de Amerikaanse Declaration of Independence.

Cassin was weliswaar intensief betrokken bij de totstandkoming van de Universele Verklaring: hij maakte deel uit van het redactiecomité en kreeg de taak toebedeeld om Humphrey’s ‘Secretariat Outline’ logisch te ordenen. Humphrey stelt in zijn boek Human Rights & the United Nations: A Great Adventure echter dat Cassin eigenlijk niet veel aan de tekst veranderde: “Cassin’s new text reproduced my own in most of its essentials and style. In many cases, he merely prepared a new French version of the official (…) English.” Het idee dat Cassin de ‘vader’ is van de Universele Verklaring is wellicht versterkt door het feit dat Cassins ‘versie’ werd gepresenteerd op het hoofdkwartier van de VN tijdens het tienjarige bestaan van Universele Verklaring. Volgens Humphrey, en A.J. Hobbins en Mary Ann Glendon onderschrijven dit, heeft Cassin deze veronderstelling versterkt door in een van zijn latere werken te verwijzen naar de ‘first draft’ als ‘his sole reponsibility’. Ook publiceerde hij foto’s van zijn ‘versie’ in zijn boek La pensée et l’action.

Dat Cassin niet als vader van de Universele Verklaring beschouwd kan worden, is vanuit normatief-universalistisch oogpunt eigenlijk een goede zaak. De diversiteit aan bijdragen vanuit o.a. de Mensenrechtencommissie, het redactiecomité, de diverse subcommissies, de Algemene Vergadering, de gespecialiseerde agentschappen, de departementen van de betrokken nationale regeringen en de niet-gouvernementele organisaties hebben geresulteerd in het eindresultaat. Het is juist deze ‘pluraliteit aan stemmen’ die de Universele Verklaring haar prestige, gezag en wellicht zelfs anonimiteit verleent.

Toch dienen Cassins bijdragen aan het redactieproces niet te worden ondergewaardeerd. Deze waren immers wel degelijk substantieel van aard en gewichtig. Zo was hij de drijvende kracht achter de gekozen formuleringen in de preambule en in artikel 1, en pleitte hij voor de opname van de beginselen van waardigheid, gelijkheid, vrijheid en solidariteit. Ook het seculiere en universele karakter van de Verklaring werd veelvuldig door Cassin onderschreven. Op initiatief van Cassin werd de titel gewijzigd naar ‘Universal Declaration’; voordien stond het document bekend als ‘International Declaration’. Nog vele andere bijdragen kunnen genoemd worden, maar daarvoor verwijs ik graag naar de bovengenoemde biografie of Johannes Morsinks The Universal Declaration of Human Rights: Origins, Drafting, and Intent.

Na de aanvaarding van de Universele Verklaring in 1948 zette Cassin zijn inspanningen voor mensenrechten voort. Zo was hij o.a. vicepresident van de Conseil d’Etat en was hij van 1959 tot 1965 lid van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en tot 1968 president van het hof. Cassins Nobelprijs voor de Vrede in 1968 kan dan ook gezien worden als het sluitstuk van een leven dat gewijd was aan het bestrijden van onrecht en een pleidooi voor mensenrechten voor elk individu.

Cassin overleed op 88-jarige leeftijd in Parijs en werd begraven op Cimetière du Montparnasse. Op wat zijn honderdste verjaardag zou zijn werd Cassin bijgezet in het Pantheon: voor vele Fransen de ultieme eer. Een eer die hem terecht te beurt is gevallen.

Over de auteurs

Mirjam van Schaik

Mirjam van Schaik is universitair docent staatsrecht en rechtstheorie aan de Open Universiteit

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Bijzondere juristen
Lawrence M. Friedman: een (te?) vrolijke rechtswetenschapper
Bijzondere juristen
P.J. Oud: constitutioneel denker én doener
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #8: Ernst-Wolfgang Böckenförde, Carl Schmitt en het waagstuk van de democratie
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #7: Ben Telders – geslappt avant la lettre
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #6: Paul Scholten en het geweten van de rechter
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #5: Chief Justice Marshall: De ‘founding father’ van constitutionele toetsing
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #4: Wie durft? Over de moed van Abel J. Herzberg (1893-1989) en Lodewijk E. Visser (1871-1942)
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #3: ‘When there are nine’: Ruth Bader Ginsburg en de ‘least dangerous branch’
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #2: Yoram Hazony (1964-). Over conservatieve en liberale democratie
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #1: De fossiele industrie moet eraan gehouden worden correcte en volledige informatie te verstrekken over de oorzaken van global warming