Terug naar overzicht

Lawrence M. Friedman: een (te?) vrolijke rechtswetenschapper


Toen ik de zomerserie over toonaangevende juristen las, vroeg ik me af wie er voor mij bovenuit staken en mij, zoals dat tegenwoordig heet, hebben ‘geïnspireerd’. Er zijn zeker Nederlandse kandidaten (zoals A.R. Bloembergen, M. Scheltema, E. Hirsch Ballin of de heel leuke docent administratief recht in mijn eerste jaar op de VU in 1970: Willem Konijnenbelt), maar uiteindelijk is mijn trans-Atlantische keuze: Lawrence M. Friedman. Voor ik aan zijn werk toekom een korte uitweiding.

De schrijvers van deze blogsreeks zijn meestal constitutioneel geïnteresseerde juristen, die zich beroepshalve bezighouden met grondwetten, grondrechten en fundamentele principes. Zij zijn – kun je zeggen – in het nogal winderige tentenkamp van het geldende recht op zoek naar stevigheid, naar stabiliteit en zijn zo hoeders van de continuïteit. Zij onderzoeken of het mogelijk is om bakens (zoals ‘a rigid constitution’) te installeren in de nogal tomeloos lijkende stroom aan regels in een guurder wordend rechtsstatelijk klimaat. Zelf behoor ik niet tot dit selecte genootschap, maar ik heb er wel warme sympathie voor. Ik ben een supporter en ik hoop op aanvallend constitutioneel spel of anders op een solide verdediging.

De hoofdpersoon uit het vorige boeiende blog (door Maurice Adams) was Ernst-Wolfgang Böckenförde, een gezaghebbende Duitse constitutionalist, hooggeplaatst rechter en gezaghebbend hoogleraar, beïnvloed door Carl Schmitt, maar afstand nemend van diens onbarmhartige vriend-vijand denken. Het lijkt me iemand die van boven naar beneden naar het recht kijkt, vanaf de top van de juridische piramide en bezorgd is over wat er aangetast raakt. Hij is zich bewust van het precaire van traditionele principes, getuige zijn bekend geworden uitspraak: ‘De liberale, geseculariseerde rechtsstaat leeft van voorwaarden die hij zelf niet kan garanderen’.

Met die laatstgenoemde opmerking zou Lawrence M. Friedman, net als Böckenförde in 1930 geboren, het wel eens zijn. Zijn benadering is heel anders, historisch en rechtssociologisch, hij kijkt naar het recht-van-onderop. Friedman is in Amerika vooral bekend geworden door zijn monumentale A History of American Law (oorspronkelijk 1974), die door generaties studenten op colleges en law schools is bestudeerd. De New York Times noemde dit boek ‘the best single coherent history of American Law’ en ook een ‘verbijsterende prestatie’, a ‘stupenduous achievement’. Anders dan veel andere rechtshistorische werken is dit consequent een ‘sociale geschiedenis’ van het zich ontwikkelende rechtssysteem. Een kortere versie van dit boek Law in America. A Short History (2002) gebruikte ik enkele jaren in mijn eigen onderwijs, met veel geestdrift bij m’n studenten.

Friedman studeerde rechten in zijn geboortestad Chicago en was er enkele jaren advocaat (met name ‘estate law’). Al snel maakte hij de overstap naar de universiteit en in 1968 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar aan de befaamde Stanford University in Californië. Hij werkte al die jaren aan een zeer omvangrijk en gevarieerd oeuvre, maar was ook een van de zeer actieve pioniers in de ‘law and society’-beweging, die later overwaaide naar Nederland (de meeste leerstoelen rechtssociologie ontstonden in de jaren zeventig en de huidige ‘empirical studies of law’ komen eruit voort). Friedman kreeg een hele serie academische prijzen en werd vereerd met zes eredoctoraten. Van zijn boeken noem ik nog Total Justice (1985) over juridisering, Guarding Life’s Dark Secrets (2007) over reputatie en privacy en Impact. How Law Affects Behavior (2016, lijkt me boeiend, nog niet gelezen). Bovendien schreef hij – kennelijk voor zijn lol – zes detectives (ook wel ‘mystery novels’ genoemd). ‘A prolific writer’, zoals dat heet!

Ik ontmoette Friedman in 1998 in Utrecht, waar hij een toespraak hield over ‘de integrerende rol van het Amerikaanse Hooggerechtshof’(op dezelfde bijeenkomst sprak Tim Koopmans over het Europese Hof van Justitie). Ik vond het een (vr)olijke, toegankelijke en nieuwsgierige man. Voorafgaand aan dit bezoek had ik zijn (meer populariserende) boek The Republic of Choice. Law, Authority, and Culture, Harvard UP, 1990) gelezen. Ik had ervan genoten: het is het enige boek over recht dat een tijdje op mijn nachtkastje heeft gelegen. Ik vond het destijds verhelderend en door de glinsterende, geestige stijl een voorbeeld hoe je aansprekend over rechtsontwikkelingen kunt schrijven. Ik heb het nu herlezen en – omdat het me karakteristiek lijkt voor Friedmans aanpak – wil ik de hoofdlijn summier toelichten, maar ook toelichten waarom mijn bewondering gemengd raakte met serieuze twijfels.

De belangrijkste stelling in The Republic of Choice is dat we door sociaal-culturele en (vooral ook) technologische veranderingen in Amerika en andere Westerse landen onontkoombaar zijn beland in een tijd van expressief individualisme. Dat heeft een heel ander karakter dan het stoere, gedisciplineerde en vaak religieus ingebedde individualisme uit de negentiende eeuw. Er is voor grote groepen een groter areaal (‘menu’) aan (consumptieve) keuzes ontstaan en dat is – volgens Friedman – onmiskenbaar een vooruitgang in (ervaren) vrijheid. Het is waar dat dit gepaard gaat met een waarschijnlijk weergaloze explosie aan regulering, maar dit meestal ondergrondse juridische vlechtwerk is doorgaans niet vrijheidsbeperkend, maar juist keuze-bevorderend. Wie onbekommerd de supermarkt bezoekt en haar karretje vollaadt of wie verlangend een weekend-vluchtje naar de zon boekt, kan dat zorgeloos doen omdat kwaliteit en veiligheid wel ‘goed geregeld’ zullen zijn.

Door gaandeweg doorbrekende emancipatiebewegingen gaan minderheidsgroepen gelijkheid eisen in de vorm van ‘entitlements’, afdwingbare rechten. Door de massamedia wordt het traditionele gezag zichtbaar en aanvechtbaar. De autoriteiten worden fragieler en moeten hun uiterste best doen om niet om te vallen. Friedman licht dit toe in swingende hoofdstukken met als titels Gods, Kings, and Movie Stars en The Life-Style Society. Er ontstaat – onontkoombaar lijkt het – een ander gezagsstramien. Het is alsof hij toen al de opkomst van ‘influencers’ en ‘internet-bubbles’ voorziet. Er ontstaat een horizontale samenleving, vergelijkbaar met de door socioloog Bram de Swaan (al in 1979) getekende overgang van de ‘bevelshuishouding’ naar de ‘onderhandelingshuishouding’. De rol van het recht is daarmee bepaald niet uitgespeeld, maar van een autonome, tegen de tijd standhoudende rechtsorde wil Friedman niet weten. Het is door en door economisch, sociaal en technologisch getekend. Recht in de (post)moderne maatschappij ondersteunt, opent en reguleert keuze-opties. Het is overvloedig, maar vaak onmerkbaar aanwezig. Hij zegt daar bijvoorbeeld over: ‘The law problem seems to be the opposite of the authority problem: there is too much of it. Law and legal process – perhaps because of the decline of tradition – are growing like weeds’ (p.13)

Friedman benadrukt dat het hem met name gaat om beschrijving en een zo goed mogelijke interpretatie van tendensen in recht en samenleving, maar aan het eind van het boek geeft hij wel aan dat zijn persoonlijke evaluatie ‘guardedly positive’ is, al laat hij ook steeds de nadelen zien. ‘Like most in the middle class, I like open societies and the republic of choice. I concede, as I must the vast problems, the contradictions, the failures’ (p. 195). Hij gaat ook in op het verwijt dat zijn stellingname te zelfgenoegzaam of onkritisch zou zijn en antwoordt: ‘Perhaps scholars who look at societies historically and comparatively tend to be calmer, less militant, less relentless than those who look at society synchronically’.

Bij herlezing – vijfentwintig jaar later – blijft mijn bewondering voor zijn ironische, losse stijl en zijn op brede kennis gestoelde overzicht en inzicht. Maar nu – older, sadder, misschien nauwelijks wiser – valt me het gebrek aan aandacht voor wat ik maar noem de Objectieve Werkelijkheid op. Er is (te) weinig nadruk op het lot van de ons allen dragende Moeder Aarde en voor de belangen en vooruitzichten van degenen die de keuze-republiek via hun mobieltje kennen, maar er keihard van zijn uitgesloten: de vluchtelingen, de armen en de marginalen. We zien om ons heen wat de keuze-republiek in feite is gaan opleveren: te veel en te zware auto’s, te dikke lijven en ego’s en via allerlei kanalen het Gezag van de Grote Bek. De aandacht voor de schrijnende en toegenomen ongelijkheid ontbreekt te veel, net als de gerechtvaardigde bezorgdheid over de levenskwaliteit van hen die na ons komen. Er zijn passages waarin Friedman inziet dat er erg onaangename tegenkrachten kunnen ontstaan, maar het ontluisterende Trumpisme heeft hij nauwelijks aan zien komen. En hij heeft ook niet voorzien dat een boek als How Democracies Die een bestseller on worden. Maar misschien gaat hij daarop in in zijn in 2016 verschenen, al genoemde boek Impact. How Law Affects Behavior (hij was toen 86). Ik heb het besteld en misschien kan ik er in een later blog verslag van doen.

Over de auteurs

Pieter Ippel

Pieter Ippel is oud hoogleraar rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht en Roosevelt Academy (UCR) in Middelburg. Hij kan worden gecontacteerd via pieter.ippel53@gmail.com

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Bijzondere juristen
Strijden tegen de Leviathan-staat: René Cassin en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Bijzondere juristen
P.J. Oud: constitutioneel denker én doener
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #8: Ernst-Wolfgang Böckenförde, Carl Schmitt en het waagstuk van de democratie
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #7: Ben Telders – geslappt avant la lettre
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #6: Paul Scholten en het geweten van de rechter
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #5: Chief Justice Marshall: De ‘founding father’ van constitutionele toetsing
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #4: Wie durft? Over de moed van Abel J. Herzberg (1893-1989) en Lodewijk E. Visser (1871-1942)
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #3: ‘When there are nine’: Ruth Bader Ginsburg en de ‘least dangerous branch’
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #2: Yoram Hazony (1964-). Over conservatieve en liberale democratie
Bijzondere juristen
Zomerreeks Bijzondere juristen #1: De fossiele industrie moet eraan gehouden worden correcte en volledige informatie te verstrekken over de oorzaken van global warming