Terug naar overzicht

Zomerreeks #1: Over vrijheid van Mill en over vrijheid van meningsuiting in Nederland


In 2023 verscheen in de serie Boom Grote Klassieken een heruitgave van Over vrijheid van John Stuart Mill, de Nederlandse vertaling van zijn essay On Liberty uit 1859. Het is een klassiek pleidooi voor vrijheid dat grote invloed heeft gehad op juridische en filosofische discussies over vrijheid in een democratische samenleving. Met name hoofdstuk 2 ‘Over vrijheid van denken en discussie’ wordt nog steeds als uitgangspunt gebruikt bij debatten over de ethische en juridische grondslagen en grenzen van de vrijheid van meningsuiting.

Er zijn ook nu nog volgelingen van Mill die pleiten voor vrijheid van meningsuiting met de klassieke grens dat alleen het oproepen tot geweld daarbuiten valt. Daartegenover staan critici van Mill die menen dat meningsuitingen tegenwoordig een heel andere rol spelen dan in de tijd van Mill. We leven in het tijdperk van de complottheorieën van Willem Engel en David Icke en de desinformatie waarmee Nigel Farage de Britten in 2016 tot de Brexit wist te bewegen en Donald Trump in datzelfde jaar de Amerikaanse presidentsverkiezingen won. Poetin houdt met oorlogspropaganda Rusland in zijn greep en in Nederland wint Caroline van der Plas verkiezingen met nepinformatie over de stikstofcrisis.

Ik voel mij verwant met het liberalisme van Mill, maar begrijp dat de kritiek op zijn vrijheidsbegrip niet zonder grond is en dat daarom zijn vrijheidsbegrip moet worden gemoderniseerd. Zo denk ik dat bescherming tegen het oproepen tot geweld als exclusieve grondslag voor beperking van de vrijheid van meningsuiting te mager is. Er is bijvoorbeeld ook een liberale rechtvaardiging te geven voor het strafrechtelijke verbod op het oproepen tot andere vormen van schadelijk gedrag, bijvoorbeeld tot discriminatie van personen wegens ras of etnische afkomst. Het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie biedt daarvoor een juridische basis. Die liberale verbetering zou Mill zelf wel hebben kunnen onderschrijven, want de feilbaarheid van meningen en de verbetering daarvan door kritische discussies zijn centrale thema’s van zijn essay.

Mill plaatste zijn pleidooi voor de vrijheid in de context van het utilisme dat is gebaseerd op de maximalisatie van geluk: vrijheid is gerechtvaardigd wanneer zij zorgt voor zo veel mogelijk geluk voor zo veel mogelijk mensen. Vrijheid is nodig om met het leven te kunnen experimenteren en door eigen ervaringen te kunnen ontdekken wat geluk is. De klassieke grens van die experimentele vrijheid is het schadebeginsel. Je mag je vrijheid niet gebruiken om schade aan anderen toe te brengen. Mill deed daarbij nadrukkelijk afstand van het idee van abstracte rechten als fundering en begrenzing van de vrijheid. Het is echter de vraag of dat wel mogelijk is en het utilistische geluksprincipe een dergelijke fundering en begrenzing kan geven.

Als vergroting van geluk het criterium voor de vrijheid van meningsuiting zou zijn, dan zouden heel wat nutteloze en schadelijke meningen niet door de utilistische censuur komen. Het pleidooi van Mill voor de vrijheid van meningsuiting berust echter niet op een direct geluksprincipe, maar op een waarheidsprincipe. Volgens Mill dient de vrijheid van meningsuiting om te kunnen achterhalen wat de waarheid is in bepaalde kwesties. Daarbij kan ook de kwestie ter discussie staan in hoeverre een bepaalde mening nutteloos of schadelijk is, waarbij die opvatting publiekelijk moet kunnen worden verkondigd en bekritiseerd om het nut of de schade ervan te kunnen beoordelen. Achter het waarheidsprincipe van Mill gaat een indirect geluksprincipe schuil: je kunt via de waarheid het geluk vergroten. Iedereen heeft uiteindelijk voordeel bij de waarheid en daarom zou iedereen bereid moeten zijn om eigen meningen ter discussie te stellen en daardoor dichter bij de waarheid en het daarachter gelegen geluk te komen. Mill beschouwde mensen als vooruitstrevende wezens en daarom dacht hij dat zijn pleidooi overtuigend zou zijn voor iedereen die zo’n wezen zou willen zijn.

Dat is ook de kerngedachte van Karl Popper en zijn boek De open samenleving en haar vijanden uit 1944. Door middel van kritische discussies kunnen wij dichter bij de waarheid komen en daardoor kunnen we de samenleving stapsgewijs verbeteren. De titel van zijn boek laat echter ook een sterk politiek wantrouwen zien dat bij Mill nog ontbreekt. Er zijn vijanden van de open samenleving die de vrijheid van meningsuiting misbruiken bij hun aanval op de fundamenten van die samenleving. Popper schreef zijn boek in de historische context van het communisme en het fascisme. De historische ervaringen met die politieke stromingen kon Mill niet in zijn pleidooi verwerken, terwijl dergelijke ervaringen juist wel een belangrijk element zijn van zijn utilisme. We moeten daarom volgens het utilisme van Mill de historische ervaringen met het communisme en het fascisme verwerken in onze opvattingen over vrijheid van meningsuiting. Mill kon Mein Kampf van Hitler niet lezen, maar wij weten inmiddels wel wat de extreem schadelijke gevolgen zijn van de antisemitische propaganda die in dat boek wordt verkondigd. Dat veronderstelt echter ook dat Mein Kampf niet verboden mag worden, want we moeten het kunnen lezen om erachter te komen hoe gevaarlijk het is.

De historische ervaringen met communisme en fascisme roepen de vraag op hoe wij nu moeten omgaan met discriminerende en onware meningsuitingen. Bijvoorbeeld met de leuze van Wilders dat hij minder Marokkanen wil of de uitspraak van Baudet dat wij worden geregeerd door kwaadaardige reptielen, waarmee hij zich een aanhanger toont van de complotdenker David Icke. Baudet is niet strafrechtelijk vervolgd voor zijn uitspraak, hoewel daarbij zou kunnen worden gedacht aan smaad of belediging van politici (artikel 261 en 266 Sr), terwijl Wilders wel is veroordeeld voor zijn uitlating over Marokkanen op grond van discriminerende belediging (artikel 137c Sr).)

Volgens een liberale filosofie van de vrije discussie is de uitspraak van Baudet zo onzinnig dat die nauwelijks bestrijding behoeft en is de uitlating van Wilders zo ongespecificeerd dat een nadere uitleg nodig is om er een discussie over te kunnen voeren. Wilders heeft die uitleg ook gegeven. Hij bedoelt ermee dat hij minder immigratie vanuit Marokko wil en dat strafrechtelijk veroordeelden met de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit hun Nederlanderschap moeten verliezen om naar Marokko te kunnen worden uitgezet. Het is het overbekende standpunt van Wilders waarover een politiek en maatschappelijk debat kan worden gevoerd zodat een strafrechtelijke vervolging van Wilders overbodig is, zo zou de liberale reactie op zijn uitlating kunnen luiden.

In een recente strafzaak lijkt de Hoge Raad een stap te zetten in de liberale richting. Een woordvoerster van Pegida verklaarde tijdens een demonstratie van deze anti-islambeweging: ‘Een andere reden om Moslims te verachten en te haten is om hun krankzinnige ideologie, want het is nooit een religie van vrede.’ Het Hof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde de verdachte voor haar uitspraak tot een boete van 250 euro, maar de Hoge Raad casseerde die veroordeling. Na terugwijzing sprak het hof de verdachte alsnog vrij en verwierp de Hoge Raad vervolgens het cassatieberoep van het OM tegen die vrijspraak. Volgens het hof en de Hoge Raad was de uitlating van de vrouw op zich wel beledigend voor moslims, maar verloor die uitlating haar beledigende karakter in de context van de demonstratie door een protestbeweging en het betoog van de vrouw tegen de islamisering van Europa.

Ik ben het met die liberale stap van de Hoge Raad wel eens, ook al kunnen moslims zich gekwetst voelen door de uitlating van de vrouw. Ik denk echter ook dat er een liberale grens is aan de vrijheid van Pegida om kwetsende meningen te verkondigen, bijvoorbeeld wanneer dat gebeurt door varkenskarbonades te braden en Korans te verscheuren bij moskeeën. Burgermeesters verbieden dergelijke demonstraties en rechters keuren dat goed . Ik denk dat dergelijke verboden terecht zijn, maar dan niet ter voorkoming van wanordelijkheden, de grond van artikel 2 Wet openbare manifestaties waarop burgemeesters en rechters hun beslissingen baseren. Vanuit liberaal perspectief is de bescherming van de rechten van anderen een betere grond daarvoor en dat kan ook op grond van artikel 10 en 11 lid 2 EVRM. Het gaat immers niet meer om het uiten van meningen over de islam met het doel om de waarheid over die religie te achterhalen, maar om het welbewuste kwetsen van religieuze gevoelens op een zodanige wijze dat moslims zich daaraan niet kunnen onttrekken. Dan krijgt het uiten van meningen het karakter van het verstoren van religieuze bijeenkomsten en het belagen van gelovigen en dat zijn inbreuken op hun fundamentele rechten waartegen zij door de staat moeten worden beschermd. Maar daar heb je dan weer wel het idee van abstracte rechten op godsdienstvrijheid en privacy voor nodig waar Mill juist geen beroep op wilde doen. De rechtvaardiging van een verbod is in dergelijke gevallen niet gebaseerd op een utilistische gelukscalculatie, maar op de mensenrechten van religieuze minderheden.

Over de auteurs

Klaas Rozemond

Klaas Rozemond is universitair hoofddocent strafrecht Vrije Universiteit Amsterdam. Recent verschenen van hem Het menselijke kwaad (Amsterdam: Boom 2020), Het zelfgekozen levenseinde (Leusden: ISVW Uitgeverij 2021) en De beste filosofische ideeën om je moraal te verbeteren (Gorredijk: Noordboek 2023). Over de strafzaak tegen Wilders publiceerde hij Waarom werd Wilders veroordeeld?, Nederlands Juristenblad 2022/621.

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #17: Eva von Redecker: ‘Bleibefreiheit’ – over vrijheid en tijd
Zomerreeks Great books
Zomerreeks 16: ‘Taking Rights Seriously’ in ‘Law’s Empire’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #15: De weerbare rechtsstaat in het licht van Ernst Fraenkel’s ‘Doppelstaat’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #14: Onrechtvaardigheid bestrijden als kerntaak van de democratische rechtsstaat: een inleiding tot Judith Shklars The Faces of Injustice
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #13: The Concept of Law – H.L.A. Hart
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #12: Waarom Walter van Gervens “Het beleid van de Rechter” na 50 jaar verplichte literatuur blijft
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #11: Hugo De Groot, een jeugdige vader van het moderne recht?
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #10: Paul Kahn’s ‘The Cultural Study of Law’: constitutionele cultuur en de methodologie van het Nederlandse publiekrecht
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #9: Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1830, 1835): een must voor iedereen die de publieke zaak aan het hart gaat
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #8: Introduction to the study of The Law of the Constitution – A.V. Dicey
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #7: De Openbaring
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #6: Van der Hoeven over de normatieve kracht van de Grondwet
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #5: 50 jaar ‘Het Beleid van de Rechter’ van Walter van Gerven
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #4: Johann Gottfried Herder, een dwarse constitutionalist uit de 18e eeuw
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #3: Habermas’ Faktizität und Geltung en de milieucrises
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #2: Het volk op de barricaden: Sieyès’ ‘Wat is de derde stand?’