Terug naar overzicht

#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social


Dit weekend in De Volkskrant: columnist Kustaw Bessems met een lezenswaardig betoog. Hij herinnert eraan dat Tweede Kamerleden bij hun aantreden trouw zweren of beloven aan de Grondwet en dus het algemeen belang moeten dienen. Bessems illustreert hoe dat concept van het algemeen belang inmiddels in rook lijkt te zijn opgegaan. Dat roept onder meer de vraag op: hoe bepalen we eigenlijk wat het algemeen belang is? Daarover gaat dit blog, en voor een antwoord ga ik te rade bij Jean-Jacques Rousseau (1712-1778).

Aan het begin van mijn carrière als docent mocht ik het vak Grondslagen van het recht doceren, een verplicht onderdeel van het curriculum voor tweedejaars rechtenstudenten aan een prachtige Vlaamse universiteit. In het voornamelijk ex cathedra onderwijs stonden daarvoor maar liefst 26 hoorcolleges ter beschikking. Dat vergde de nodige inspanning, niet alleen van de studenten, maar ook van mijzelf: vooral in de eerste twee jaar liep ik qua voorbereiding soms nauwelijks een uur op hen vooruit. Zelden heb ik zó veel geleerd.

Een belangrijk thema in het vak waren sociaalcontracttheorieën. Hobbes, Locke en Rousseau kwamen uitgebreid aan bod. Vooral Hobbes en Rousseau hadden me in hun greep. Hun hoofdwerken ervaar ik nog steeds als verwarrend, wat niet ongewoon is bij grote denkers. Je kunt ze blijven lezen, telkens nieuwe inzichten opdoen, maar net zo goed tot volkomen tegengestelde interpretaties komen. Neem Rousseau: volgens Bertrand Russell was hij de ideologische voorvader van het nazistisch totalitarisme, terwijl anderen hem juist zien als een heraut van zelfbestuur en ware democratie.

Een paar jaar geleden ben ik Rousseaus Du Contrat Social (1762), zijn meest principiële politieke werk, opnieuw gaan lezen. Zou ik dat werk als een coherente eenheid kunnen construeren? Hoe zou het in de praktijk hanteerbaar kunnen zijn? Om dergelijke vragen te beantwoorden vroeg ik mij allereerst af welke grote innovaties Rousseau als politiek denker had bewerkstelligd, en juist het begrip van het ‘algemeen belang’ vervult daarin een centrale rol.

Twee constitutionele innovaties

Volgens Rousseau moest in een goede samenleving de soevereiniteit – de macht om bindende regels aan de bevolking op te leggen – opgaan in het ‘natuurlijke’ gezag van de gemeenschap zelf. Daartoe kwam hij met een revolutionaire constitutionele innovatie: deze macht mocht niet langer worden uitbesteed aan een soeverein, zoals Hobbes dat nog noodzakelijk achtte. Die ging ervan uit dat om te kunnen samenleven er, ter wille van een groter goed (een geregelde en veilige samenleving), door het individu iets aan vrijheid moest worden opgegeven. Rousseau daarentegen wilde tot een geregelde samenleving komen, maar geen vrijheid opgeven. Zijn oplossing: het volk moest zichzelf als een soort van collectief lichaam de wet stellen. De burgers zouden samen de fundamentele normen bepalen die hen regeren. Ze zouden dus zelf soeverein zijn; een radicaal democratisch beginsel. Anders dan bij Rousseau, wordt voor die wilsvorming vandaag bij ons overigens meestal de route van de parlementaire of vertegenwoordigende democratie gevolgd.

Deze eerste innovatie was onlosmakelijk verbonden met een tweede baanbrekend idee: de vorming van de vo­lonté générale, de ‘algemene wil’. Voor Rousseau was dit niet simpelweg een kale optelsom van individuele voorkeuren of particuliere belangen – dat noemde hij de ‘wil van allen’ (volonté de tous). De algemene wil kon slechts ontstaan door bij de collectieve wilsvorming af te zien van particuliere belangen, ten gunste van het algemeen belang. En zie, daar is het begrip dat nog altijd centraal staat in het politieke discours: het algemeen belang. Het is wat door onze politici moet worden nagestreefd.

Dat klinkt allemaal wel aardig, maar hoe kan ik het verschil tussen de twee nu eigenlijk bepalen? Wanneer is iets een louter particulier of deelbelang, en wanneer overstijgt het dat en gaat het werkelijk om het algemeen belang? Vrijwel elke politieke partij beweert in ieder geval op te komen voor dat algemeen belang. Toch definieert ook iedere partij dat belang weer op een andere manier. Bij de VVD zou het nastreven van een kleinere overheid zomaar onder het algemeen belang kunnen vallen, iets wat men bij de PvdA/GroenLinks niet vanzelfsprekend zal bevestigen.

Het resultaat van deze onduidelijkheid is dat wanneer dus het volk, of althans de regering samen met de Staten-Generaal (artikel 81 Grondwet), begint aan de aardse taak van het maken van regelgeving, zich de uitdagingen pas echt aandienen. Dan zal de verdeeldheid blijken, en wat voor het algemeen belang doorgaat zal tot stand komen in een permanen­te, hoogst gecompli­ceerde en ondoorzich­tige wisselwer­king van informatie, indoc­trinatie, reflectie en conformisti­sche be­weegredenen, en veelal worden verwoord door de elite binnen elke groepering. Dat lijkt ver verwijderd van het ideaal dat Rousseau voor ogen stond. Historicus Von der Dunk heeft die algemene wil daarom eens een reuzen­spiegel genoemd, die de veelheid van menin­gen en wensen die van boven door alle lagen van de bevolking heen erin vallen, terugkaatst naar die bevolking zelf. Dat algemeen belang is dus overal en nergens, en meningsverschillen worden er niet mee opgelost.

Het algemeen belang blijft een nuttige fictie

Je zou zomaar de conclusie kunnen trekken dat algemene wilsvorming een misleidende fantasie is, en het algemeen belang een mythe; en dat omdat die beide niet bestaan we er ook niet teveel rekening mee hoeven te houden. Laten we elkaar dus niets wijsmaken, en laten we erkennen dat politici aan belangenpolitiek doen, bijvoorbeeld ten dienste van een specifieke achterban in de regio waarin ze wonen. Daar is dan ook niets mis mee.

Maar waarom bijvoorbeeld dan nog artikel 50 en artikel 67 lid 3 van de Grondwet in ere houden? Daarin staat respectievelijk te lezen dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen – terwijl dat ‘volk’ in werkelijkheid geen homogene of uniforme entiteit is – en dat de individuele volksvertegenwoordiger stemt zonder last – hoewel hij of zij in de praktijk vrijwel altijd rekening houdt met de voorkeuren van de eigen achterban. Die bepalingen lijken bijvoorbeeld aan een recent voorstel tot hervorming van het kiesstelsel in de weg te staan, in de mate tenminste dat die ook een sterkere regionale band tussen kiezer en gekozene beoogt te bewerkstelligen.

Los van het feit dat ik een dergelijke hervorming een slecht idee zou vinden (het geeft aanleiding tot een politieke personencultus; dat moeten we echt niet willen), lijkt mij de opvatting dat het algemeen belang en de algemene wilsvorming misleidende fantasieën zouden zijn, te steunen op een onjuist begrip van Rousseaus politieke gedachtegoed én van de betekenis van beide bepalingen uit onze Grondwet. Rousseaus ideeën en de grondwetsbepalingen moeten in ieder geval niet worden opgevat als een blauwdruk voor of beschrijving van de politieke werkelijkheid, maar als conceptuele hulpmiddelen die politiek handelen voorstelbaar en bespreekbaar maken. Wie dat over het hoofd ziet, breekt het fundament af waarop politiek denken  rust.

Wie namelijk zegt dat het algemeen belang een nutteloos verzinsel is, maakt het gesprek daarover onmogelijk. Want door de ‘algemene wil’ en het daaruit resulterende algemeen belang als een fictie op te vatten – iets wat je moet denken alsof het bestaat – creëer je een eenheid die politiek debat nu juist mogelijk maakt. Dat vereist wel dat politici (en burgers!) bereid moeten zijn hun privébelangen tijdelijk te overstijgen, om zich een algemeen belang voor te stellen.

Interessant genoeg wist Rousseau heel goed dat dit een ideaal was dat zelden of nooit werkelijkheid werd. Al relatief vroeg in zijn boek stelt hij in een betekenisvolle voetnoot dat het de ‘kunst van de politiek’ is met de uitdagingen van algemene wilsvorming om te gaan. Want “als er geen uiteenlopende belangen waren, zou men zich nauwelijks bewust zijn van het algemeen belang (…); alles zou vanzelf gaan en regeren zou niet langer een kunst zijn.” (Boek II.3). Met andere woorden: hij erkent de ongrijpbaarheid van het algemeen belang. Het is een beetje als strandzand in je handen lijkt hij te zeggen: zodra je denkt dat je het te pakken hebt glipt het tussen je vingers.

De zoektocht naar het algemeen belang vraagt om oprechte politici die zich werkelijk verdiepen in uiteenlopende standpunten, of zich er ten minste bewust van zijn. Het algemeen belang is geen vaststaand gegeven, maar het resultaat van een open en oprechte discussie, en het voortschrijdend inzicht dat daaruit kan ontstaan. Zodra politici elkaar niet langer zien als mensen met fundamenteel verschillende opvattingen over de inrichting van de samenleving, maar als vijanden, verliest de discussie over het algemeen belang haar waarde.

De blijvende waarde van Rousseau

Rousseau verschijnt hier niet als naïeve utopist (een verwijt dat hij wel eens heeft gekregen), maar als denker die de politieke werkelijkheid voorstelbaar maakt via een nuttige constitutionele fictie. Zijn theorie biedt een principekader, een methode of denkinstrument, om het gesprek over het algemeen belang mogelijk te maken. En dát is nog altijd relevant.

Daarom gaan we er in Nederland voorlopig nog van uit dat wetten die door een meerderheid in de Staten-Generaal worden aangenomen, het algemeen belang verwoorden. Leden van de minderheid leggen zich schoorvoetend neer bij de door de meerderheid gekozen richting, omdat zij weten dat de democratische spelregels dat vereisen. Zij weten ook: wat nu minderheid is, kan later meerderheid worden. En dan kan hun visie op het algemeen belang alsnog politiek leidend worden.

Natuurlijk geldt hierbij wel een cruciale voorwaarde: eerlijkheid! De politicus die geacht wordt het belang van iedereen te dienen, mag geen halve waarheden verkopen of zich bedienen van misleidend taalgebruik. Rousseau stelt het scherp: “Wanneer het laagste eigenbelang schaamteloos pronkt met de heilige naam van het algemeen welzijn, verstomt de algemene wil.” (Boek IV.1). En ja, de recente politieke praktijk maakt het verwijt van Rousseau – en dat van Bessems – herkenbaar. Maar ook daarom is zijn fictie nog steeds waardevol: ze blijft een leidraad voor betekenisvolle politiek, en een maatstaf waaraan we het concrete politieke handelen kunnen spiegelen.

Over de auteurs

Maurice Adams

Maurice Adams is hoogleraar Encyclopedie van het recht aan Tilburg University.

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#22: Stefan Zweig – De wereld van gisteren
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#21: Hercules en het stikstofprobleem: over ‘Herkules und der Stall des Augias’ van Friedrich Dürrenmatt
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#20: Kallocaïne – Karin Boye
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
# 19: Aan het Eind van de Geschiedenis
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#18: Robert Harris – An Officer and a Spy
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#17: Weerbare rechtspraak
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#16: Inzet en uitsluiting
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#15: Een bewogen tegenwicht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#14: De Toverberg als rechtsstatelijk sanatorium
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#13: Drie typen van recht vinden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#12: De tirannie verdrijven
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#11: Victor Hugo’s roman Quatrevingt-treize (‘93) en het debat over rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#10: Naar een mengvorm van 1984 en Brave New World
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#9: Geen juristen op het Malieveld?
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#8: Tussen lijn en oordeel: tekenen als training in rechtvaardigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#7: Roberto Saviano – Eenzaamheid van moed
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#6: Geloof, hoop & liefde in het staatsrecht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#5: Juli Zeh en Simon Urban: Tussen werelden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#4: Waar de werkelijkheid fictie overtroeft: over de teloorgang van rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#3: O Brave New World, that has such people in it!
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#2: De kunst van constitutionele ongelukkigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#1: Een vreemde alchemie: constitutionele rechten en de samenleving
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
Zomerreeks 2025: favoriete boeken!