#9: Geen juristen op het Malieveld?
In Prophet Song (2023), de dystopische roman van de Ierse schrijver Paul Lynch zien we door de ogen van Eilish Stack hoe de Republiek Ierland afglijdt naar een totalitaire staat. Aan het begin van het boek lezen we hoe haar man – Larry Stack – tijdens een protestbijeenkomst wordt opgepakt en zonder verdere aanklacht wordt vastgezet. Interessant zijn de korte gesprekken die Eilish heeft met Michael Given, een collega van Larry en vakbondsleider. In deze gesprekken verschijnt Eilish als een persoon wiens overtuigingen en vertrouwen niet meer met de (juridische) werkelijkheid overeenstemmen; iemand die het gevoel heeft dat ‘een chaos op komst is die iedereen zal opslokken’:
‘Michael, zegt ze, wat ik maar niet snap is waarom we niet naar hem toe mogen, ik heb de wet erop nageslagen, de verdragen, het is een flagrante schending van het internationaal recht, dus kun jij me zeggen waarom ze ongestoord hun gang mogen gaan, waarom niemand ze tegenhoudt?’
In dit korte fragment zien we een combinatie van vertrouwen in het recht en verbazing over het feit dat niemand zich keert tegen een flagrante schending daarvan. Een tweede fragment:
‘Ik wil mijn man terug, Michael. Hoor eens, Eilish, we doen ons uiterste best… Je luistert niet, je moet ervoor zorgen dat hij wordt voorgeleid, een rechter zal er wel voor zorgen dat hij terug mag naar zijn kinderen. Eilish, in een andere situatie had ik een aanklacht ingediend bij het hooggerechtshof vanwege wederrechtelijke vrijheidsbeneming, dan hadden we hem zo vrij gekregen maar in de huidige nationale noodtoestand is het recht om een verzoek tot habeas corpus bij de rechtbank in te dienen opgeschort, wat er in de praktijk op neerkomt dat de staat uitzonderlijke bevoegdheden heeft en de rechterlijke macht monddood is gemaakt.’
Hoewel voor Eilish moeilijk te beseffen, zitten we hier op een punt waarop de roep om naleving van belangrijke rechtsstatelijke kaders nutteloos is geworden. De beschermende kaders van de rechtsstaat zijn verdwenen – een omslag heeft plaatsgevonden van democratische rechtsstaat naar autocratie – zonder dat iemand zich daartegen heeft verweerd.
Toch vindt deze omslag niet altijd abrupt plaats, maar als een geleidelijk proces van rechtsstatelijk terugval waarbij het lastig is om vast te stellen wanneer het ‘te laat’ is. Over dit ‘wanneer te laat?’ handelt de historische roman Lichtspiel (2023) van de Duitse schrijver Daniel Kehlmann. In deze roman vertelt Kehlmann het verhaal van de Oostenrijkse filmregisseur G.W. Pabst (1885-1967). Pabst die ten tijde van de machtsovername van de nationaalsocialisten in 1933 in Frankrijk werkzaam is, probeert in 1934 een carrière in Hollywood op te bouwen, faalt jammerlijk, keert terug naar Frankrijk en komt uiteindelijk tijdens een familiebezoek in 1939 in Oostenrijk vast te zitten als gevolg van de inval van Duitsland in Polen en de daarop volgende sluiting van de grenzen. Vast van plan om zijn afstand tot het regime van Hitler te bewaren, lezen we hoe Pabst na een gesprek met de Rijksminister voor Volksvoorlichting en Propaganda – Joseph Goebbels – stap voor stap toch het regime wordt binnen gezogen. Waar het kantelpunt precies ligt, bij welke beslissing of handeling, is moeilijk te bepalen. Lezers zullen verschillende interpretaties hebben. Over het ‘veel te laat’ zullen de meeste lezers het hopelijk wel eens zijn.
Een belangrijk moment in de roman is de volgende scene wanneer Pabst in Praag Der Fall Molander (1944/45) draait en dreigt zonder figuranten te komen zitten. Hij bespreekt het probleem met zijn productiemanager Hänel:
‘“Nou ja,” zei Hänel, “Het kan niet anders. Zoals je al zei. We kunnen niet even achthonderd figuranten van de straat plukken.” “Niet van de straat, nee,” zei Pabst. Daarna zette hij langzaam zijn bril op. Hij knipperde met zijn ogen omdat er zoveel vingerafdrukken op de glazen zaten. Hij zette de bril weer af en keek Hänel recht aan; en ook die knipperde nu met zijn ogen en deed een stap achteruit, verward, verwonderd, want hij begon te begrijpen wat Pabst bedoelde.’
Door de ogen van de camera-assistent Franz Wilzek zien we later welke oplossing Pabst voor ogen had:
‘De figuranten waren er. Ze zaten doodstil, rij na rij, vermenigvuldigd door de spiegels, zodat het er heel veel leken. Ze waren mager, hun gezichten waren uitgemergeld, er hing een zware geur om hen heen, maar ze droegen hun kostuums, ook al waren de kragen te wijd en slobberden de jasjes (…).’
Franz – initieel sprakeloos – hervindt langzamerhand zijn stem:
‘en stoot een hees “Nee” uit. “Dit kan niet. Dit kan niet! Wilhelm, dit kan toch niet!” Pabst keek hem aan.(…) “Niemand,” zei hij zachtjes. “Niet één mens. Wordt vanwege ons iets aangedaan. Niemand is vanwege ons…De film moet af.” Franz schudde zijn hoofd. Hij wilde antwoorden (…) maar het enige wat hij over zijn lippen kreeg was het woordje “Nee!”’
Hoewel niet expliciet beschreven of benoemd wordt voor welke oplossing Pabst kiest, weet de lezer toch direct wat Pabst heeft gedaan en ook dat hij daarmee overduidelijk een morele grens heeft overschreden. Tegelijkertijd weet de lezer dat deze beslissing niet op zichzelf staat maar samenhangt met een reeks eerdere keuzes en handelingen.
De boeken van Paul Lynch en Daniel Kehlmann sluiten naadloos aan bij de zorgen die in onze tijd leven over de toekomst van de democratische rechtsstaat. Net als Eilish Stack hebben velen nog een sterk vertrouwen in de harde en zachte vangrails van de democratische rechtsstaat, in constitutionele waarborgen en rechtsstatelijke cultuur. Dit vertrouwen – en dat laat Lynch zien – is echter verre van gegrond; wellicht ook in Nederland. De stabiliteit en weerbaarheid van de democratische rechtsstaat steunt op een verdere versterking van deze vangrails. Vooral naar het belang en vormgeving van een rechtsstatelijke cultuur – als bestaansvoorwaarde voor de democratische rechtsstaat – is meer en beter onderzoek nodig. Een rechtsstatelijke cultuur omvat veel meer dan ‘rechtsstatelijk leiderschap’ en ‘ambtelijke moed’.
Kehlmann toont op zijn beurt dat het hebben van een moreel kompas mensen niet noodzakelijk beschermt tegen het sluiten van compromissen die uiteindelijk kunnen leiden tot beslissingen met fatale gevolgen. Pabst was niet van slechte wil maar werd meegezogen in de maalstroom van het nationaalsocialistisch bewind tot er geen weg terug meer was. De figuur van Pabst toont hoe belangrijk het is om blijvend kritisch te kijken naar de rol die wij zelf spelen bij de politieke, maatschappelijke en juridische ontwikkelingen in onze samenleving. Niet enkel in onze rol als burger maar vooral ook in die van rechtswetenschappers.
Over de verantwoordelijkheid die wij als rechtswetenschappers hebben voor de stabiliteit en weerbaarheid van de democratische rechtsstaat – in het onderzoek dat we doen, het onderwijs dat we geven en de teksten die we schrijven – buigen we ons echter nog steeds te weinig. Dat is opvallend omdat rechtswetenschappers het recht niet alleen bestuderen maar er ook een bijdrage aan leveren en er invloed op uitoefenen. Meer bezinning op onze eigen rol en verantwoordelijkheid binnen de democratische rechtsstaat is dan ook cruciaal. Klimaatwetenschappers staan op het Malieveld om te protesteren tegen desastreuze ontwikkelingen in onze natuurlijke leefomgeving. Maar waarom komen we rechtswetenschappers daar zelden tegen?
Reacties