Terug naar overzicht

#3: O Brave New World, that has such people in it!


Inleiding

Het bijzonder beangstigende aan onze tijd is dat utopieën toch wél mogelijk blijken te zijn en zelfs ook werkelijkheid worden. In het profetische Brave New World (1923) van Aldous Huxley worden mensen niet meer uit levende moeders en vaders geboren, maar zijn ze door ene Ford en zijn volgelingen bedacht en geprogrammeerd, en gemaakt door robots. Ze zijn ‘uit een Idee geboren’. Het angstbeeld van Dostojewski’s belachelijke, ondergrondse man is realiteit geworden. Ze zijn geconcipieerd en gemaakt om gelukkig te zijn: ze krijgen precies wat ze willen en willen niet wat ze niet kunnen krijgen. Alleen bij hen bij wie er in het hightech reproductieproces iets is misgegaan – bij Bernard Marx bijvoorbeeld, en bij Helmhotz Watson, beiden karakters uit Huxleys roman – toont zich nog iets van de menselijkheid van een mens; in de gevoelens van schuld en vertwijfeling die hun artificieel gearrangeerde geluk doorbreken.

Wat is een filosoof?

‘A philosopher is a man who dreams of fewer things then there are in heaven and earth.’ Op de vraag van ‘The Resident World Controller’ Mustapha Mond of hij weet wat een filosoof is geeft de wilde, niet-geconditioneerde John Savage, de hoofdpersoon van Brave New World, dit door Shakespeares Hamlet geïnspireerde antwoord. Zijn eigen gedrag daarentegen, zijn dialogen en confrontaties met de Nieuwe Wereld getuigen impliciet van wat dit eigenlijk zou moeten betekenen; van hoe we eigenlijk over de mens zouden moeten denken.

De meest diepgravende dialoog tussen John Savage en Mustapha Mond vinden we in het beroemde hoofdstuk 17. Ze discussiëren over kunst, religie, tragiek, lijden en vrijheid. John werpt Mond tegen dat hij als filosoof-leider veel weglaat van wat tóch bij het leven hoort. Heeft de mens losgemaakt of ‘bevrijd’ van de pijn, het verdriet, van de religieuze vragen en de existentiële strijd die bij het leven horen. De Wereldstaat van Mond is een radicale overwinning van het Apollinische: alles is geordend, gladgestreken, gecontroleerd volgens het planetaire motto: ‘Community, Identity and Stability.’ Het dionysische wordt kunstmatig onderdrukt door drugs (soma), door seks zonder liefde, en via de weg van de genetische predestinatie. De bewoners van deze wereld leven in een staat van massale stoïsche onthechting: ze zijn wie ze moeten zijn, zonder ooit te hoeven kiezen. Door conditionering worden existentiële keuzes uitgesloten: er is geen liefde, geen geloof en geen roeping. Er zijn alleen sociale rollen en routines, waardoor ze ook niet kunnen veranderen.

Het menselijk bestaan echter wordt gekenmerkt door de noodzaak te beslissen en door de angst die met deze verantwoordelijkheid gepaard gaat. De mens is niet een vaststaand ding met een vaste natuur. Hij is mogelijkheid: hij is bestemd om vrij te zijn, om zichzelf te worden. Daarom gelooft John Savage in het recht om ongelukkig te zijn. Hij verdedigt het lijden, de zelfopoffering van een leven voor de waarheid. Hij weigert de rozige hallucinaties van comfort en geluk in de Nieuwe Wereld en verkiest een strijdend leven, in confrontatie met vragen en keuzes, zélfs als dat twijfel, onevenwichtigheid en pijn inhoudt. Hij bepleit een wijze van leven dat de tragedie niet uit de weg gaat, maar die juist bevestigt, óók als men daarmee zichzelf riskeert of ten gronde gaat, zoals Savage zelf uiteindelijk zelfmoord pleegt. Savage weigert Monds ‘vermindering’ of reductie van het leven tot geluk en comfort:

“I don’t want comfort. I want God, I want poetry, I want real danger, I want freedom, I want goodness. I want sin.’ […] I’m claiming the right to be unhappy.”

Wie het ongeluk elimineert, creëert geen paradijs, maar een lege wereld zónder betekenis. Monds filosofie daarentegen, de wijsgerig-antropologische Idee die zijn politiek fundeert, is een reflectie van Nietzsche’s Laatste Mens. John Savage neemt een existentieel-filosofische positie in. Hij verwerpt het technocratische, utilitaristische denken van de Nieuwe Wereld en verdedigt waarden die typisch zijn voor een ernstiger denken: de erkenning van het Niets, de tragedie en het lijden als wezenlijk voor het mens-zijn; al hetgeen de heersende filosofie verdrongen heeft. Tegenover Mond, die ten behoeve van het menselijk geluk een wetenschappelijke, rationalistische orde bepleit die bovenal op identiteit, stabiliteit en controle gericht is, verwerpt John dit zogenaamde ideale bestel: een utopische wereld zonder pijn en transcendentie, waarin de tragische bestaansdimensie nooit enig gewicht krijgt, verarmt en verminkt het leven.

Blijmoedig socratisme

Wat in dit prachtige boek gesuggereerd wordt, treft echter niet slechts de Nieuwe Wereld van Huxley. Indirect en impliciet raakt het ook de filosofische traditie die dit utopische wereldbeeld geïnitieerd en voorbereid heeft. Vanaf het eerste begin heeft ‘de filosoof’ de wereld en het leven willen vereenvoudigen. Hij heeft ze willen ontdoen van de complexiteit en veranderlijkheid die ze toekomen en hij is daar al bijna in geslaagd. Filosoferen stond en staat inderdaad gelijk aan dromen. De filosofie is de blijmoedige droom van een technocratische wereld waarin het Goede met de rede gekend en berekend kan worden. Ze droomt van een recht en rechtvaardigheid zónder tragedie; van een waarheid- en rechtsvinding gespeend van tragische keuzes; van een systeem van goede wetten, die op logische wijze van toepassing zouden zijn, op een werkelijkheid die in beginsel begrijpelijk is voor de rede alleen.

Plato reeds maakt gewag van ‘de eeuwige twist tussen poëzie en filosofie’. Boek X van Plato’s Politeia is het monumentale bewijs ervan dat de filosofie haar bestaan ontleent aan het miskennen en wegdrukken van de kunst van de tragedie die in redelijke stabiliteit van de staat in het geding brengt: we mogen haar ‘geen water en voedsel geven’, zo stelt Socrates (Pol. 606). De tragedie voedt en bevochtigt de passies in plaats van ze te laten uitdrogen; ze laat ze heersen, hoewel ze onder controle gehouden moeten worden wil de mensheid ooit gelukkig en deugdzaam worden. Voor de tragedie is geen plaats in Plato’s Ideale Staat: de rede moet er heersen, met behulp van de wil, over de hartstochten en de illusies die zij ons tonen. Alleen de deugd is werkelijk goed. Alles wat geen deugd is, zoals de tragedie, is onverschillig ten opzichte van het Goede en zonder enige morele of esthetische waarde.

Misschien heeft de ‘private denker’, zoals Kierkegaard zijn Enkeling noemt, het voorrecht om tegenover deze traditie stelling te nemen. Dat gebeurt dan typisch in de marge van de academische (rechts)filosofie én in de literatuur natuurlijk. In zijn gesprek met de Controller getuigt John Savage ervan dat de filosofie weldegelijk geroepen is om uit haar gelukkige droom te ontwaken. Daartoe moet ze leren de troebele wateren van het recht, verdrongen door het rationalisme (in idealisme, utilitarisme en positivisme), niet te negeren. Ze mag niet abstraheren van de modder en het vuil, dat onlosmakelijk met het leven, de staat en het recht verbonden is. Ze moet het verlies en de tranen onder ogen te zien, waar de rede steeds voor terugdeinst. Het is vreemd genoeg Plato zelf die dit Parmenides laat zeggen, tegen een onwillige en afkerige Socrates, die diep gehecht blijft aan de veilige droomwereld van zijn zuivere Ideeën:

“Is er ook een abstract idee van de Mens, los van ons en al die anderen zoals wij, of van Vuur of Water? […] En bent u onbeslist over bepaalde andere dingen, die u misschien nogal belachelijk vindt, zoals Modder, Haar, Vuil, of iets anders bijzonder verachtelijks en waardeloos? Zou u zeggen dat er van elk van deze een Idee bestaat, dat duidelijk verschilt van de dingen waarmee we te maken hebben, of niet?” (Parm. 130 c-d)

Recht en tragedie

De bestaansrede van de filosofie lijkt te zijn, het wegwerken van alles wat onaangenaam is, in plaats van te leren daar (in vrees en beven) mee te leren leven, zoals een echt menselijk bestaan vereist. Modder, haar en vuil zijn niet onverschillig, zoals Socrates ze blijft zien. Dat geldt ook voor het recht van de mens. Want dorstend naar gerechtigheid, moeten we niet slechts willen kennen en berekenen. We moeten ook durven te twijfelen, beslissen en springen: rechtsvinding betekent ‘in de modder te stappen’, zoals ook Paul Scholten het formuleerde (DG 399; VG I, 425).

Recht is niet het ‘heldere water’, waarvan Apollo (in Aischylos’ Oresteia) droomt. Het recht is geen transparant medium van zuivere rationaliteit, zoals Apollo het in de Eumeniden voorstelt. Zijn pleidooi voor een abstract en patriarchaal rechtsbegrip miskent de voor-juridische krachten die aan elke rechtsorde voorafgaan. De Erinyen representeren een archaïsche gerechtigheid die tenslotte (met de instelling van het recht) niet verdwijnt, maar in getransformeerde vorm (als Eumeniden) in het Atheense recht geïncorporeerd wordt. Deze integratie (door Athene) markeert de noodzakelijke bemiddeling van het redelijke, het existentiële en het mythische. Het recht, zo leert dit gedicht, veronderstelt een tragische grond: het moet recht doen aan het irrationele, het affectieve, het onherleidbaar particuliere. De filosofische uitzuivering van het recht tot een louter formeel of procedureel systeem ondergraaft zijn legitimiteit. Een juridische orde die haar oorsprong in naakte strijd en beslissing negeert, moet haar normatieve kracht verliezen. Rechtvaardigheid vereist de erkenning van het onkenbare en onberekenbare dat haar altijd reeds doordringt.

Ook voor de politiek en de rechtsstaat heeft deze tragische rechtsleer ernstige repercussies. Instellingen alleen en de kennis van hoe ze functioneren kunnen de democratie niet beschermen en behouden, zoals we van de geschiedenis hebben kunnen leren. Zolang we onze technologische hoop blijven vestigen op de waarde (op zichzelf) van dergelijke organisaties en op kennis alleen van deze instituties (zolang we deze ‘politieke religie’ of utopie blijven koesteren), ondergraven we hun weerbaarheid en dragen we bij aan hun verdere vernietiging en ondergang.

Het ethos van de democratische mens

‘Geen democratie zonder democraten!’ In de democratie draait alles om de uiterst breekbare, morele, existentiële en ontologische veerkracht van de democratische mens. Die bestaat erin om niet vast te houden aan zichzelf en alleen maar stabiliteit, comfort en geluk na streven; om de tragedie te vermijden, zoals de klassieke filosofie heeft willen leren. De strijd om een weerbare democratie gaat over het ‘democratisch conformisme’, over de heersende erosie van het zelf en de noodzakelijke herbewapening van het innerlijke vermogen om angst en onzekerheid te verdragen. Democratie vereist de moed van een mens zich ten overstaan van de tragedie niet terug te trekken: ofwel in het abstracte, solipsistische zelf, ofwel door op te gaan in de massa, de religie en de cultuur; niet slechts een cel in een sociaal lichaam te zijn, of een ‘druppel in een oceaan’, om zo de angst van jezelf te zijn te trachten te vermijden.

‘O brave new world, that has such people in it!’, vraagt John Savage op bitter-ironische wijze. Want Mustapha Mond, de Arch-Community-Songster en het Beta-meisje Lenina, die van John Savage niets begrijpen, zijn die nog ten volle mens te noemen? Hun ‘beschaafde infantiliteit’ is te gemakkelijk of ‘niet duur genoeg’. Zij willen niet weten wat vrijheid en menselijkheid zijn. Zij ervaren zich zelf niet meer als onaf en kunnen niet veranderen, in openheid en dialoog tot elkaar. Ze kunnen niet eens werkelijk communiceren. Ze kunnen niets meer dan hetzelfde. Met de vrijheid weten zij geen raad: hun beslissingen zijn slechts een schimmenspel tegen de achtergrond van wat reeds bedacht en besloten is. Ze zijn immers geconditioneerd om te doen wat ze moeten doen zónder dit ooit in twijfel te kunnen trekken. Hun cultuur is hun tweede natuur geworden. Terwijl de eigenlijke mens ‘is wat hij niet is’, steeds uit het Niets (het niet-zijn) tevoorschijn treedt, is hij in Brave New World geheel gelijk aan zichzelf geworden. Mensen zijn wat ze hebben: ze zijn eigenaar van zichzelf, gelijk aan de eigenschappen die ze hebben. ‘Ze krijgen wat ze willen en willen nooit wat ze niet kunnen krijgen.’

Slot. Deconstructie als rechtsfilosofie

Ik kom tot een besluit. Brave New World begint met een epigraaf die Huxley aan de Russische, christelijk-existentialistische denker Nicolai Berdyaev (1874-1948) ontleende:

“Utopieën lijken veel haalbaarder dan we vroeger dachten. Nu worden we geconfronteerd met een andere alarmerende vraag: hoe voorkomen we dat utopieën ontstaan? Utopieën zijn mogelijk. Het leven neigt naar het ontstaan ​​van utopieën. Misschien breekt er een nieuwe eeuw aan, een eeuw waarin intellectuelen en de bevoorrechten zullen dromen van manieren om utopieën te elimineren en terug te keren naar een niet-utopische samenleving die minder “perfect” en vrijer is.”

Dat Huxley juist dít citaat aan zijn roman vooraf laat gaan getuigt van de hoop die dit sombere boek tóch tot uitdrukking brengt: dat eens andere, nieuwe dromen de heersende levensvijandige utopieën zouden elimineren. Ook het denken over staat en recht behoeft dergelijke nieuwe eeuw, met nieuwe dromen. De meest essentiële voorwaarden voor het voortbestaan ​​van de rechtsstaat en de democratie zijn premissen die geenszins kunnen worden gegarandeerd door de staat zelf, of door de rede alleen: door het nog beter onderwijzen van ‘het systeem van het recht’, van bureaucratische theorieën over de rechtsstaat of (zelfs) van burgerschap. Ze vereisen een ommekeer, niet in uiterlijke zin, maar in de ziel en het innerlijk van personen: een terugkeer naar een niet-utopische samenleving, een die minder perfect is en om de vrije mens gaat. Rechtsstaat en democratie leven van de moed om te zijn. Die is wezenlijk voor de eigenlijke mens, die ten diepste voor zichzelf een vraag blijft. Zo alleen kan hij met anderen samenleven, in betrokkenheid bij de besluitvorming van een democratie. Ook Rechtenfaculteiten spelen een belangrijke rol bij het bevorderen van deze meest fundamentele, wijsgerig-antropologische voorwaarden voor recht en rechtsstaat. Goede filosofie en literatuur zijn daarbij van onmisbare betekenis!

Over de auteurs

Timo Slootweg

Timo Slootweg is universitair hoofddocent bij de afdeling Rechtsfilosofie van de Universiteit Leiden

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#22: Stefan Zweig – De wereld van gisteren
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#21: Hercules en het stikstofprobleem: over ‘Herkules und der Stall des Augias’ van Friedrich Dürrenmatt
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#20: Kallocaïne – Karin Boye
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
# 19: Aan het Eind van de Geschiedenis
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#18: Robert Harris – An Officer and a Spy
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#17: Weerbare rechtspraak
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#16: Inzet en uitsluiting
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#15: Een bewogen tegenwicht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#14: De Toverberg als rechtsstatelijk sanatorium
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#13: Drie typen van recht vinden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#12: De tirannie verdrijven
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#11: Victor Hugo’s roman Quatrevingt-treize (‘93) en het debat over rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#10: Naar een mengvorm van 1984 en Brave New World
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#9: Geen juristen op het Malieveld?
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#8: Tussen lijn en oordeel: tekenen als training in rechtvaardigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#7: Roberto Saviano – Eenzaamheid van moed
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#6: Geloof, hoop & liefde in het staatsrecht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#5: Juli Zeh en Simon Urban: Tussen werelden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#4: Waar de werkelijkheid fictie overtroeft: over de teloorgang van rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#2: De kunst van constitutionele ongelukkigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#1: Een vreemde alchemie: constitutionele rechten en de samenleving
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
Zomerreeks 2025: favoriete boeken!