#25: Recht zonder geweten: een confronterende spiegel in De Welwillenden
Wat gebeurt er als een rechtsstaat faalt? Als regels worden gehoorzaamd, maar het geweten zwijgt? De Welwillenden van Jonathan Littell is geen aangenaam, maar wel een noodzakelijk boek. Het confronteert de lezer met de verschrikkingen van de Holocaust en met de vraag wat er gebeurt wanneer het recht zijn morele kern verliest.
De Welwillenden is een lijvig en confronterend werk. Het vertelt het fictieve, maar historisch ingebedde verhaal van Maximilian Aue, een SS-officier die diep verwikkeld is in de organisatie en uitvoering van de Holocaust en andere misdaden van het naziregime. Het boek wordt gepresenteerd als Aues persoonlijke getuigenis, opgeschreven aan het einde van zijn leven. De lezer krijgt een blik van binnenuit op de vermeende logica achter de massamoord. Aue is geen karikatuur, geen eendimensionale schurk, maar een intellectueel. Hij is jurist, spreekt meerdere talen en is thuis in klassieke muziek, literatuur en filosofie. Zijn innerlijke monoloog is doordrenkt met verwijzingen naar Nietzsche, Kant en Schopenhauer; zijn reflectie op zijn daden blijft echter verstoken van wroeging. Aue is geen sadist pur sang, maar een radar in een systeem.
Het boek is opgedeeld in zeven hoofdstukken, elk genoemd naar een barokdans (allemande, courante, sarabande etc.) zoals we die vinden in een suite van Bach. De hoofdstukken hebben een eigen tempo en sfeer, en volgen Aue door de opeenvolgende stadia van zijn rol in het naziregime. We zien hem eerst als officier bij de Einsatzgruppen in wat nu Oekraïne is, waar hij betrokken is bij de massamoorden, later bij de slag om Stalingrad, en uiteindelijk als bureaucratische schakel binnen de SS-organisatie achter de concentratiekampen. Gedurende het verhaal heeft hij enkele vluchtige ontmoetingen met notoire nazi’s als Eichmann, die hij omschrijft als een toegewijde, efficiënte ambtenaar zonder bijzondere intellectuele of morele diepgang. Ook Himmler en de Führer maken hun opwachting. Met de laatste heeft hij een vervreemdende ervaring die de lezer niet snel zal vergeten.
Parallel aan de historische en ideologische lijnen ontspint zich Aues persoonlijke drama. Aue vindt zijn geestverwant in Thomas. Hij wordt in het verhaal gepresenteerd als Aues jeugdvriend en mogelijk (verboden) geliefde, maar zijn bestaan blijft het hele boek door ambivalent en mogelijk ingebeeld. Tegelijkertijd wordt Aue opgejaagd door twee politieagenten, die hem blijven ondervragen over de mysterieuze dood van zijn moeder en stiefvader. Deze agenten keren steeds terug in het verhaal en krijgen gaandeweg iets symbolisch. Zelfs tijdens het bombardement van Berlijn en de val van het Rijk achtervolgen ze Aue. Ze herinneren Aue, en ons als lezers, eraan dat schuld zich niet zomaar laat afschudden. Naarmate het verhaal vordert, zien we Aue worstelen met psychisch verval; de grenzen tussen realiteit, herinnering en verbeelding vervagen. Zijn persoonlijke verval lijkt de ineenstorting van het Derde Rijk te weerspiegelen.
Littell, hoewel van Amerikaanse afkomst, schreef het boek in het Frans onder de titel Les Bienveillantes, in het Nederlands vertaald als De Welwillenden. Die titel is niet willekeurig gekozen: het is een verwijzing naar de Erinyen, de wraakgodinnen uit de Griekse tragedie van Aischylos. Aan het eind van die tragedie worden de wraakgodinnen verzoend en omgedoopt tot de Eumeniden, oftewel de welwillenden, als symbool voor vergeving en rechtvaardigheid. In het boek van Littell krijgt die verwijzing een wrange ironie. Waar de godinnen hun wraak opgeven, zien we bij Aue een intellectueel die zonder morele scrupule meedraait in een vernietigingsmachine. De titel confronteert de lezer met het ongemak van wat menselijkheid ook kan betekenen.
De Welwillenden laat met precisie zien hoe het recht kan worden omgebogen tot een instrument van onderdrukking; hoe wetten, bevelen en bureaucratie gebruikt worden om genocide te organiseren en te legitimeren. Aue is geen buitenstaander, maar een product van zijn tijd en van een staat die bepaalt wie nog menselijkheid heeft, of beter gezegd: wie mens is. De lezer ontkomt ook niet aan Hannah Arendts (1906-1975) typering van Adolf Eichmann als belichaming van de banaliteit van het kwaad. Arendt beschreef Eichmann als een ambtenaar die zonder kritisch denken zijn taak uitvoerde en daarmee meewerkte aan massamoord. Ook bij Aue zien we dat morele leegte geen sadisme hoeft te zijn, maar kan schuilen in plichtsgetrouwheid en zelfrechtvaardiging. Hij reflecteert geregeld op de spanning tussen strafrechtelijke en morele verantwoordelijkheid, maar zonder dat dit leidt tot twijfel of schuldgevoel. Een treffende passage is: “Ik ga mij niet verschuilen achter de Befehlnotstand, de dwang van het bevel die onze Duitse advocaten zo zwaar hebben benadrukt. Wat ik heb gedaan, deed ik bij mijn volle bewustzijn, in de overtuiging dat het mijn plicht was en dat het diende te worden gedaan, hoe onaangenaam en ellendig het ook mocht zijn.” (p. 25-26).
Het duurde jaren voordat ik De Welwillenden uitlas. Niet omdat de roman 978 pagina’s telt, of omdat ik een trage lezer ben, integendeel. De beschrijvingen zijn zo precies, zo verstikkend, dat ik het boek soms voor langere tijd moest wegleggen. Sommige scènes bleven wekenlang op mijn netvlies en bepaalde gedachten resoneren nog altijd. Juist dat ongemak is misschien wel de kracht van dit boek. Wat Littell toont, daar mogen we niet voor wegkijken.
Reacties