Terug naar overzicht

#24: Waarom juristen Alice in Wonderland zouden moeten lezen


Op het eerste gezicht lijkt Alice’s Adventures in Wonderland van Lewis Carroll (zie hier een Nederlandse vertaling, en een online versie, er zijn er verschillende) vooral een kinderboek vol bizarre logica, pratende dieren en surrealistische taferelen. Toch bevat dit negentiende-eeuwse verhaal één van de meest interessante rechtbankscènes uit de wereldliteratuur. . Over de schrijver gaan echter ook wel geruchten de ronde over zijn relatie tot Alice (de dochter van de decaan van zijn faculteit).

Het boek werd in 1865 gepubliceerd door Charles Lutwidge Dodgson, beter bekend onder zijn pseudoniem Lewis Carroll. Dodgson was niet alleen schrijver, maar ook wiskundige en logicus. Zijn fascinatie voor taal, redeneringen en paradoxen zie je overal in de tekst terug. Hoewel Alice in Wonderland al snel geliefd werd als kinderboek, is het tegelijk een satire op de rechtsstaat en de instituties. Het boek is volledig absurdistisch, zonder dat het te veel uitlegt. Het is bijzonder dat zo’n oud boek nog steeds zo actueel kan zijn en kan dienen tot reflectiebron. In colleges die ik geef in de minor Taal, Recht en Cultuur aan de Universiteit Utrecht beginnen we altijd met het lezen van dit boek en reflecteren we in de werkgroep over de manier waarop de trias politica hier wordt vormgegeven en of studenten daar actuele voorbeelden bij kunnen bedenken.

 

De rechtbankscène: wie heeft de taartjes gestolen?

Aan het einde van het boek belandt Alice in een rechtszaak over gestolen taartjes. De beschuldigde: de Hartenboer. De rechter: de Koning van Harten. De aanklaagster: de Koningin van Harten – die toevallig ook het slachtoffer is, want het zijn háár taartjes die gestolen zijn. O, ja en dit zijn dus inderdaad kaarten uit een kaartspel. Er is ook een jury, die volledig incapabel is:

 

“En daar is de bank voor de jury,’ dacht Alice, ‘en die twaalf wezens (ze moest wel wezens zeggen, want er waren vogels en andere dieren bij) zullen de jury-leden wel zijn.’ Dit laatste woord herhaalde ze wel twee of drie keer, zo trots was ze er op. Want ze dacht – en niet ten onrechte – dat een heleboel meisjes van haar leeftijd wel niet wisten wat het betekende.

De twaalf jury-leden waren heel ijverig aan het schrijven. ‘Wat doen ze toch?’ vroeg Alice aan de Griffioen, ‘ze hoeven toch niet te schrijven voor de rechtszitting begonnen is.’

‘Ze schrijven hun namen op,’ antwoordde de Griffioen fluisterend, ‘want anders zijn ze bang dat zij die voor het eind van de rechtszitting vergeten hebben.’

‘Ezels!’ zei Alice luid en verontwaardigd, maar zij zweeg snel, want het Witte Konijn riep: ‘Stilte in de zaal!’ en de Koning zette zijn bril op en keek ongerust rond om te zien wie er aan het praten was.

Alice kon zien – net zo goed of ze over hun schouders keek – dat alle leden van de jury ‘ezels’ in hun schriften schreven en ze merkte zelfs op dat een van hen niet wist hoe hij dat woord moest spellen en het aan zijn buurman moest vragen. ‘Hun schriften zullen er mooi uitzien als de rechtszitting is afgelopen,’ dacht Alice.”

 

Alles wat wij in de rechtsstaat vanzelfsprekend vinden, gaat hier mis:

  • Scheiding der machten? Afwezig. De Koning is tegelijk partner van het slachtoffer én de rechter.
  • Vaste wetgeving? Onbestaand. Wanneer Alice groeit tot reusachtige proporties, verzint de Koning spontaan een wet die de maximale lengte van mensen bepaalt.
  • Onpartijdigheid en zorgvuldigheid? Geen sprake van: de Koningin wil vooral dat er zo snel mogelijk een vonnis komt – “Off with his head!” of lees het volgende fragment: “‘Leg getuigenis af,’ zei de Koning, ‘en wees niet zenuwachtig, of ik laat je op staande voet onthoofden.”.

Het is een karikatuur van de trias politica, de scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht zoals door Montesquieu geformuleerd. Carroll laat zien wat er gebeurt als die scheiding volledig verdwijnt: willekeur, absurditeit en een rechtszaak die niets meer met rechtvaardigheid te maken heeft.

 

De noodzaak van de trias politica

In Carrolls tijd werd het boek gelezen als kindervermaak, maar critici zagen al snel de diepere lagen. Het speelt met de regels van logica, taal en macht – en laat zien hoe fragiel instituties zijn wanneer macht niet wordt begrensd. De absurditeit is een spiegel: door de Koning en Koningin van Harten op te voeren als belichaming van willekeur en machtsmisbruik, wordt duidelijk hoe essentieel de rechtsstaat is.

Voor juristen en rechtenstudenten is Alice in Wonderland meer dan een curiositeit. Het boek herinnert ons eraan dat het recht altijd verankerd is in spelregels die niet willekeurig mogen worden aangepast. Het toont de noodzaak van checks and balances: wetgeving, rechtspraak en bestuur horen gescheiden te zijn om burgers tegen willekeur te beschermen.

Bovendien confronteert Carroll ons met een fundamentele vraag: wat gebeurt er als die spelregels wegvallen? Het antwoord geeft hij zelf: dan wordt rechtspraak een toneelstuk, worden wetten een grap, en rechtvaardigheid een illusie.

De absurditeit van Carrolls rechtbank klinkt misschien als een sprookje, maar echoot ook in de realiteit van vandaag. In landen als Polen staat de bijvoorbeeld onafhankelijkheid van de rechterlijke macht zwaar onder druk. Rechters worden ontslagen of vervangen door politiek loyale benoemingen. Ook in Nederland zijn er lessen te trekken. Denk aan de toeslagenaffaire: burgers werden slachtoffer van strikte en harde toepassing van wetgeving, zonder dat controlerende rechterlijke en politieke instanties tijdig ingrepen. Het toonde hoe essentieel het is om de trias te koesteren en te beschermen.

De juryrechtspraak wordt in het verhaal ook op de hak genomen. Dat is voor de Nederlandse praktijk minder actueel, maar de scene die het oplevert en de manier waarop de rechter omgaat met taal en een getuigenis is dan wel weer heel geestig:

 

“‘Wat weet je af van deze zaak?’ zei de Koning tot Alice.

‘Niets,’ zei Alice.

‘Niets wat?’ vervolgde de Koning.

‘Niets, maar dan ook helemaal niets,’ zei. Alice.

‘Dat is heel belangrijk,’ zei de Koning en wendde zich tot de jury. De jury-leden begonnen het juist op te schrijven toen het Witte Konijn hem in de rede viel. ‘Onbelangrijk bedoelt Uwe Majesteit natuurlijk,’ zei hij heel eerbiedig, maar hij fronste zijn voorhoofd en trok allerlei gezichten naar de Koning onderwijl.

‘Natuurlijk, onbelangrijk bedoelde ik,’ zei de Koning haastig en hij ging zachtjes bij zich zelf verder ‘belangrijk-onbelangrijk-onbelangrijk-belangrijk,’ alsof hij probeerde welk woord het beste klonk.

Sommige jury-leden schreven op ‘belangrijk’ en sommige ‘onbelangrijk’. “

 

Tot slot

Lewis Carroll schreef met Alice in Wonderland geen juridische verhandeling, maar een sprookje. Toch bevat dit sprookje lessen die minstens zo relevant zijn als een studieboek staatsrecht. Juist de absurditeit van de rechtbankscène maakt ons duidelijk hoe kwetsbaar en tegelijk hoe onmisbaar de scheiding der machten is.

Dus, beste juristen: lees Carroll. Niet alleen om te glimlachen om de Koningin die roept “Off with his head!”, om de mooie taalvondsten, de woordgrappen en de mooie scenes, maar ook om de constitutionele chaos in Wonderland.

 

Noot: de citaten die ik hier heb gebruikt zijn een vertaling van Alfred Kossmann op de website van dbnl.

Over de auteurs

Hanneke van Eijken

Hanneke van Eijken is hoogleraar Rechtsstaat en democratie aan de Universiteit Utrecht, in het kader van de Alex Brenninkmeijer wisselleerstoel

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#22: Stefan Zweig – De wereld van gisteren
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#21: Hercules en het stikstofprobleem: over ‘Herkules und der Stall des Augias’ van Friedrich Dürrenmatt
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#20: Kallocaïne – Karin Boye
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
# 19: Aan het Eind van de Geschiedenis
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#18: Robert Harris – An Officer and a Spy
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#17: Weerbare rechtspraak
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#16: Inzet en uitsluiting
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#15: Een bewogen tegenwicht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#14: De Toverberg als rechtsstatelijk sanatorium
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#13: Drie typen van recht vinden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#12: De tirannie verdrijven
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#11: Victor Hugo’s roman Quatrevingt-treize (‘93) en het debat over rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#10: Naar een mengvorm van 1984 en Brave New World
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#9: Geen juristen op het Malieveld?
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#8: Tussen lijn en oordeel: tekenen als training in rechtvaardigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#7: Roberto Saviano – Eenzaamheid van moed
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#6: Geloof, hoop & liefde in het staatsrecht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#5: Juli Zeh en Simon Urban: Tussen werelden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#4: Waar de werkelijkheid fictie overtroeft: over de teloorgang van rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#3: O Brave New World, that has such people in it!
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#2: De kunst van constitutionele ongelukkigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#1: Een vreemde alchemie: constitutionele rechten en de samenleving
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
Zomerreeks 2025: favoriete boeken!