#21: Hercules en het stikstofprobleem: over ‘Herkules und der Stall des Augias’ van Friedrich Dürrenmatt
Hoe zou de Griekse held Hercules typisch Nederlandse vraagstukken als het mestoverschot en het stikstofprobleem oplossen? De vraag is actueel, want opeenvolgende kabinetten slagen er niet in deze nijpende kwesties aan te pakken, met desastreuze gevolgen voor onze natuurlijke leefomgeving. Het Holland van Hendrik Marsman, die in zijn bekendste gedicht nog lyrisch kon schrijven hoe ‘breede rivieren traag door oneindig laagland gaan’, dreigt daarmee in een doods landschap te veranderen waarin, binnen afzienbare tijd, ‘de laatste vlinder sterft op de allerlaatste bloem’. En de ‘grijze veelkleurige dampen’ uit Marsmans iconische gedicht verwijzen in 2025 al lang niet meer naar een grandioze zonsondergang boven de Hollandse uiterwaarden, maar naar onwelriekende mestoverschotten, de veel te hoge ammoniakuitstoot van Brabantse en andere megastallen, en de al even indrukwekkende stikstofuitstoot van bedrijven als Tata Steel en Schiphol, die hun weerga in Europa niet kennen.
Het is dus hoog tijd om out of the box te denken en de aanstelling van een internationaal vermaarde superheld te overwegen om de problemen nu eindelijk op te lossen, temeer omdat de adviezen van onze ‘nationale fixer’, oud-minister Johan Remkes, indertijd niet zijn opgevolgd. En als we om begrijpelijke redenen even niet naar Amerika willen kijken, ligt Hercules met zijn Europese achtergrond, track record en reputatie voor de hand. Er is al een link met Nederland, omdat de twaalf werken van Hercules de onlangs overleden politicus en kinderboekenschrijver Jan Terlouw tot het schrijven van Koning van Katoren (1971) inspireerden. In deze klassieke jeugdroman moet een jonge held genaamd Stach zeven onmogelijke opdrachten uitvoeren waarin de politiek was vastgelopen.
Negen jaar voor Koning van Katoren verscheen echter Herkules und der Stall des Augias, een aanvankelijk als hoorspel geschreven toneelstuk van de Zwiterse auteur Friedrich Dürrenmatt. En hoewel deze tekst veel minder bekendheid geniet dan ander werk van Dürrenmatt, zoals Der Besuch der alten Dame (Het bezoek van de oude dame, 1956) en Das Versprechen (De belofte, 1958), wil ik het over deze toneeltekst hebben, die, voor zover ik kan nagaan, slechts een keer in Nederland is opgevoerd (door Frascati, in 1992). Dat laatste is opmerkelijk, want Hercules en de stal van Augias lijkt zo ongeveer te zijn geschreven voor de huidige bestuurlijke patstelling in Nederland. De in dit blog gegeven citaten zijn door mij uit het Duits vertaald.
In Dürrenmatts tekst treffen we Hercules in financieel ongunstige omstandigheden aan. Zijn meest recente opdracht, het doden van het Erymanthische zwijn, is verkeerd afgelopen. Het tot in de Alpen opgejaagde beest is in een gletsjerspleet gestort, waardoor Hercules, die het gedode dier aan zijn opdrachtgever had moeten bezorgen, zijn honorarium misloopt. Reeds achtervolgd door schuldeisers, is dit het laatste wat hij als Europa’s eerste zzp’er kan gebruiken. Hij is dus dringend op zoek naar een nieuwe klus, als per brief vanuit het land Elis het verzoek komt om hun mestprobleem op te lossen. Hercules ziet daar helemaal niets in:
Hercules: Ik heb de vreselijkste monsters gedood, de giganten verslagen, de reuzen Geryones en Antaios, ik heb het hemelgewelf gedragen, het reuzengewicht van zijn sterren. En nu moet ik het land van een man uitmesten, die slechts tot drie kan tellen en niet eens koning is, maar alleen president? Nooit!
Maar zijn geliefde Deianeira weet hem van het tegendeel te overtuigen:
Deianeira: Dit kun je je niet veroorloven. Het is niet belangrijk wat iemand doet, maar hoe hij het doet. Jij bent een held, en dus zul je ook als een held uitmesten. Wat jij doet, zal nooit belachelijk zijn, omdat jij het doet.
Hercules moet een naderend bankroet afwenden en aanvaardt daarom morrend de opdracht. Aangekomen in het met drek overladen Elis zoekt hij eerst naar een passende omgangsvorm met zijn, wat wij nu zouden noemen, giftig mannelijke imago. Hij vindt een stand-in bereid belangstellende vrouwen in zijn plaats in zijn (Hercules’) tent te ontvangen, zodat hijzelf daarvan blijft gevrijwaard. Uiteindelijk dreigt Hercules toch nog in een affaire met de minderjarige dochter van Augias te belanden, waardoor hij de toekomstige wraak van Deianeira over zich afroept.
Hercules: […] Juist deze vrouwenverhalen, hoe onaangenaam zij ook zijn, vormen een belangrijk bestanddeel van mijn beroep – ik bedoel, het volk wil, dat ik vrouwen- en meisjesharten breek – dat hoort simpelweg bij een nationale held.
Vervolgens kan hij zich aan zijn opdracht wijden. Zoals wel vaker bij onmogelijke opgaven blinkt de oplossing uit in eenvoud. Het gaat er alleen maar om de beddingen van de rivieren Alpheüs en Peneios tijdelijk te verleggen, zodat de mest richting de oceaan zal wegspoelen – dat de Ionische Zee daardoor vervuild raakt, neemt Hercules op de koop toe. Voor een krachtpatser als Hercules geen al te moeilijke taak. Maar deze even praktische als vindingrijke oplossing blijkt buiten de bestuurscultuur van Elis te zijn gerekend. Om de rivieren te kunnen verleggen, heeft Hercules een machtiging nodig van het waterschap. Daar blijft het niet bij. Als Hercules zich beklaagt bij Augias (een rijke boer die tegelijk de president van Elis is) blijkt hij zich ook te moeten vervoegen bij tal van andere departementen en instanties die toestemmingen moeten verlenen in verband met zijn komst en plannen. Augias zegt niets voor Hercules te kunnen doen om te voorkomen dat hij zijn tijd zal verdoen in ambtelijke wachtkamers:
Augias: Als je onze wetten wilt respecteren, blijft voor jou niets anders over [dan rondhangen bij de instanties].
Hercules (opstandig): U heeft mij verzocht om uit te mesten, niet ik u.
Augias: Maar jij hebt de opdracht aangenomen.
Terwijl Hercules’ opdracht stagneert en hij – nog altijd berooid want hij heeft geen voorschot ontvangen – gaat bijklussen als gewichtsheffer in een zieltogend circus, wordt duidelijk dat het mestprobleem van Elis dieperliggende oorzaken heeft. In een gesprekje tussen Deianeira en Augias’ zoon Phyleus (die verliefd op haar is geworden) wordt deze laag in de tekst aangeraakt:
Phyleus: Het is mooi om een thuis [Heimat] te hebben, waarvan je mag houden.
Deianeira: Van een thuis mag je altijd houden.
Phyleus: Ik kan niet meer van het mijne houden. We hebben ons land niet meer in bedwang. Het land houdt ons in bedwang, met zijn bruine warmte. We zijn ingeslapen in zijn stallen.
Deianeira: Hercules zal uitmesten.
Phyleus: Daar ben ik bang voor.
Deianeira: Bang?
Phyleus: Omdat wij niet begrijpen wat het is zonder mest te leven. Omdat niemand ons de mogelijkheid van de mens laat zien, zijn vermogen grote en mooie, ware en dappere dingen te doen. Ik ben bang voor de toekomst, Deianeira.
De Elische mest die het land in bedwang houdt met zijn bruine warmte, vermag ook Hercules niet weg te spoelen. Tegen het einde van het toneelstuk komen tien parlementariërs van Elis aan het woord die zich allemaal in felle bewoordingen vóór ‘de absolute noodzaak’ van uitmesten uitspreken, maar tegelijkertijd een brede waaier aan bezwaren opperen om daar toch niet aan te beginnen. Onder de mest zouden volgens de één nationale kunstschatten als fresco’s, tempels en houtsnijwerk verborgen liggen, die als gevolg van radicaal uitmesten waterschade zouden oplopen. Een andere parlementariër houdt de mogelijkheid open dat er onder de mest helemaal geen kunstschatten liggen, maar juist die mogelijkheid is een reden om niet met uitmesten te beginnen, omdat, mocht dat uitkomen, de hele trots van de Eliërs op hun nationale verleden, hun patriottisme, illusoir zou blijken te zijn. Hier bespot Dürrenmatt de neiging van bepaalde politici om, vanuit een conservatief patriottisme, hun onwil om problemen in het heden aan te pakken (denk aan stikstof of klimaatverandering) uit te breiden naar het verleden (bijvoorbeeld door het doelbewust toedekken van koloniaal onrecht).
Weer andere parlementariërs werpen op dat het meest sacrale cultuurgoed van Elis niet zozeer uit onder de mest verdwenen kunst bestaat, maar uit de binnenlandse laarzenindustrie, de volvette exportkaas, of simpelweg uit ‘onze nationale economie en onze nationale economie is gezond!’ En de mest zelf zou, in deze redenering, in de vorm van exporteerbare compost, zelfs ‘de solide sokkel’ zijn ‘waarop de nationale economie rust’. Nog veel meer argumenten passeren de revue. Uitmesten zou ongezellig zijn – in de mest zou de warme knusheid van het gezinsleven beter gedijen – en allerlei schadelijke neveneffecten kunnen hebben, de godsdienstbeleving kunnen schaden, de veestapel decimeren, enzovoort. Tal van commissies worden ingesteld om zich over al die zaken te buigen.
Het is dan al lang duidelijk dat van uitmesten niets meer terechtkomt. Terwijl Hercules op het punt staat een nieuwe, nóg minder aantrekkelijke opdracht (die van de Stymphalische vogels) te aanvaarden, laat Augias in een van de laatste scènes aan zijn zoon Phyleus een verborgen tuin zien waaraan hij, als privépersoon, jarenlang in het geheim heeft gewerkt. In deze organische tuin is mest omgezet in vruchtbare humus en bloeien de planten en bloemen. Het is ‘een ietwat treurige tuin’, legt Augias uit, ‘de tuin van mijn verzaking’. Ook deze slotscène stemt in de huidige tijd tot nadenken.
Wie, ten slotte, deze tekst van Dürrenmatt over het Nederlandse stikstofdrama legt, kan niet veel anders dan bevrijdend lachen bij dit persbericht van de Rijksoverheid van 24 januari jongstleden:
Ministeriële commissie Economie en Natuurherstel ingesteld
Er komt een ministeriële commissie om Nederland zo snel mogelijk van het stikstofslot af te krijgen. Hoewel er de afgelopen jaren al veel stappen zijn gezet om stikstof te reduceren en natuur te herstellen, is er nog geen structurele oplossing. 2 recente rechterlijke uitspraken hebben de urgentie om dit probleem aan te pakken verder vergroot.
Onder de vaste leden van deze nieuwe commissie tel ik tien ministers (onder wie de minister-president) en twee staatssecretarissen, die inmiddels allemaal demissionair of afgetreden zijn. Over de voortgang van haar werkzaamheden kunnen vooralsnog geen nadere mededelingen worden gedaan.
Reacties