Terug naar overzicht

# 19: Aan het Eind van de Geschiedenis


‘Immense Wars of the Spirit’ luidt de titel van het laatste hoofdstuk van Francis Fukuyama’s beroemde boek The End of History and the Last Man. De democratische rechtsstaat heeft als enig legitiem politieke systeem de tand des tijds doorstaan, zo luidt zijn conclusie. Er zijn veel variaties op het thema mogelijk maar de stelling is dat we geen beter politiek systeem meer gaan ontdekken. Dat de politiek-filosofische ideeëngeschiedenis daarmee ten einde is gekomen betekent echter niet dat we zelfgenoegzaam achterover kunnen leunen. In het laatste deel van het boek geeft Fukuyama een scherpe analyse van de zwakten van deze politieke orde en deze analyse lijkt actueler dan ooit.

Het boek was een instant classic toen het in 1992 uitkwam omdat het de perfecte uitdrukking leek van de tijdgeest. Met de val van de muur in 1989 was ook de laatste rivaal van de democratische rechtsstaat, de communistische heilstaat, van het wereldtoneel verdwenen en kon worden geconcludeerd dat Hegel gelijk had gehad: de politieke ontwikkeling eindigde onvermijdelijk met de triomf van de liberale democratie. De hoop was dat dit politieke systeem nu snel in de hele wereld de norm zou worden.

De tijdgeest was wellicht triomfantelijk, Fukuyama’s boek was dat niet. Het werd weinig opgemerkt, maar in het laatste deel van The End of History legt Fukuyama de fundamentele zwakheden van de democratische rechtsstaat bloot en laat hij zien welke gevaren er dreigen voor het voortbestaan van deze politieke orde. Zoals de titel van het laatste hoofdstuk aangeeft, voorspelde hij (geïnspireerd door Nietzsche) dat de democratische rechtsstaten zouden worden geteisterd door “immense wars of the spirit”; cultuuroorlogen en identiteitspolitiek die kunnen leiden tot het verval van de democratie tot een tirannie van de meerderheid. (p. 333) Anno 2025 realiseren we ons inderdaad dat de democratische rechtsstaat geen rustig bezit is.

Ooit was radicaal links de gevaarlijkste enemy within omdat zij ten gunste van vergaande sociaaleconomische gelijkheid fundamentele burgerlijke vrijheden en het eigendomsrecht wilde afschaffen. Met de val van de muur leek dit alternatief voor de liberale democratie echter letterlijk en figuurlijk failliet. Fukuyama voorspelde in de laatste hoofdstukken van zijn boek dat politiek links zich binnen de kaders van de democratische rechtsstaat voortaan zou gaan richten op gelijkberechtiging en inclusie van alle gemarginaliseerde kwetsbare minderheden in de samenleving. De democratische rechtsstaat garandeert in eerste instantie slechts formele gelijkheid in de zin van gelijkheid voor de wet en gelijke rechten. Links zou zich voortaan gaan inzetten voor materiële gelijkheid: “our society will continue to remain preoccupied with questions of equalizing dignity.” (p. 295)

Het gelijkheidsstreven dat inherent lijkt aan de democratische rechtsstaat kan echter leiden tot een gevaarlijke backlash. Het grootste gevaar voor de democratische rechtsstaat gaat uit van een radicaal rechtse politiek, betoogt Fukuyama, een politiek gebaseerd op een diepgevoeld verlangen naar een bevrijding van het gelijkheidsstreven en de erkenning van de superioriteit van de eigen cultuur en levenswijze. Radicaal rechts verwerpt de eis tot politieke correctheid in de democratie en eist het recht om andermans gewoonten en gebruiken als minderwaardig te veroordelen – en om niet langer te worden gekleineerd door linkse moralisten met hun opgeheven vingertjes.

Waarom is de identiteitspolitiek van politiek rechts volgens Fukuyama gevaarlijker voor de democratische rechtsstaat dan de identiteitspolitiek van links? De algemene betoogtrant van The End of History and the Last Man biedt een duidelijke reden. Francis Fukuyama bespreekt in zijn boek twee bronnen van de legitimiteit van de democratische rechtsstaat. De eerste werd benadrukt door de klassieke liberale filosofen: verlicht eigenbelang. Een soevereine staat die wordt beperkt door de wet (legaliteitsbeginsel) en die individuele rechten garandeert is de meest redelijke staatsvorm voor de burger die veiligheid, welvaart en welzijn nastreeft.

Fukuyama bespreekt vervolgens een tweede bron van legitimiteit: het fundament van de democratische rechtsstaat – het gelijkheidsbeginsel – biedt een oplossing voor het probleem van het menselijk verlangen naar erkenning. Dat wil zeggen, het verlangen naar aandacht, respect, en maatschappelijke status. Je kunt respect proberen af te dwingen door de ander bang te maken en te onderwerpen aan je wil (en in het uiterste geval tot slaaf te maken) maar werkelijk respect bestaat alleen op basis van vrijheid en gelijkheid. In ongelijke, hiërarchische verhoudingen kan met andere woorden geen werkelijke erkenning worden gegeven, dat kunnen alleen mensen die vrij en gelijk zijn elkaar bieden. De democratische rechtsstaat biedt het institutionele kader waarin burgers in vrijheid en gelijkheid met elkaar kunnen samenwerken en elkaar als gelijken de erkenning kunnen geven waar ze naar verlangen.

De mens verlangt zowel naar welvaart en welzijn als naar erkenning, en Fukuyama betoogt dat vooral deze laatste behoefte politiek van groot belang is. De mens begeert materiële zaken maar begeert ook om “door anderen begeerd te worden”; dat wil zeggen, om in de samenleving status en aanzien te hebben. Het is menselijk, al te menselijk, om als superieur te willen worden erkend, om met andere woorden een hoge status te hebben, en om op grond van deze erkenning anderen te domineren. De mens heeft een natuurlijke aanleg voor wat Fukuyama megalothymia noemt. Dit verlangen uit zich in een competitieve eerzucht en, als het wordt bevredigd, in een gevoel van trots. Trots is, volgens De Dikke Van Dale, “vervuldheid van en het doen blijken van het (al dan niet gerechtvaardigde) gevoel dat men superieur is aan anderen.”

In Leviathan wijst Thomas Hobbes trots aan als een van de belangrijkste bronnen van gewelddadig conflict in de samenleving, en de staat als de soevereine macht die dit geweld moet voorkomen en bestraffen. De Founding Fathers die de eerste liberale rechtsstaat in de wereld stichtten, de Verenigde Staten, zagen de instituties van de democratische rechtsstaat als de oplossing voor het probleem dat megalothymia, menselijke ambitie en trots, gemakkelijk tot tirannie kan leiden. “Ambition must be made to counteract ambition,” schreef James Madison in Federalist no 51.

De kern van de oplossing ligt voor de hand. De politieke gemeenschap kan niet bepaalde individuen of groepen als superieur aan andere individuen of groepen erkennen zonder dat dit leidt tot onderdrukking en geweld. De Amerikanen waren juist dergelijke onderdrukking in de Europese standenmaatschappijen ontvlucht. De politieke gemeenschap kan wel het verlangen naar gelijke erkenning, naar gelijk respect, bevredigen, en dat doet deze gemeenschap door een democratische rechtsstaat te stichten op grond van “the self-evident truth that all men are created equal.”

De democratische burger realiseert zich dat hij redelijkerwijze niet meer kan eisen dan gelijke erkenning, en deze erkenning blijkt uit de gelijkheid voor de wet en de toekenning van gelijke rechten. De gelijke rechten van de burger zijn verenigbaar met de gelijke rechten van de andere burgers. Daarmee zijn alle privileges van individuen en groepen in het ancien régime afgeschaft en is er een speelveld gecreëerd waar de burgers juridisch gezien vrij en gelijk zijn, zodat ze zowel op de vrije markt als in de democratische rechtsstaat op basis van vrijheid en gelijkheid met elkaar kunnen samenwerken.

De democratische rechtsstaat biedt volgens Fukuyama gelukkig meer dan voldoende ruimte voor megalothymia, voor een streven naar excellence en maatschappelijk prestige. De competitieve eerzucht en ambitie van individuen kan een uitlaadklep vinden in sport (kijk naar de emoties die het wereldkampioenschap voetbal losmaakt), in maatschappelijke of politieke carrière, of in succesvol ondernemerschap. Ook cultuur en wetenschap zijn competitieve domeinen waar maatschappelijk prestige en status te verdienen is. “In fact, virtually the only forms of megalothymia that are not permitted in contemporary democracies are those leading to political tyranny.” (p. 320) Om deze tirannie te voorkomen bewaakt de staat de kern van de democratische rechtsstaat: het legaliteitsbeginsel en gelijke burgerlijke (vrijheids-)rechten. Met de nadruk op gelijk.

Fukuyama wijst echter op een interessante, en onthullende paradox. Het linkse streven naar sociale rechtvaardigheid en gelijkheid wordt gemotiveerd door moralistische ambitie, door megalothymia (p. 305). Inderdaad kan het verlangen om superieur te zijn aan anderen zich heel goed uiten in een politiek en moreel engagement met sociale gelijkheid. Fukuyama betoogt dat de collectieve eerzucht van de babyboomers, en de daarmee gepaard gaande minachting voor het kleinburgerlijke klootjesvolk in de jaren zestig een serieuze bedreiging werd voor de democratische rechtsstaat. (Zie ook The Great Disruption uit 1999.) Maar dat lijkt in 1992 voltooid verleden tijd, het grootste gevaar voor de democratische rechtsstaat komt volgens Fukuyama voortaan van rechts. (p. 314)

Het verlangen naar een bevrijding van de politieke correctheid en het gelijkheidsstreven kan de verleiding creëren om de rechtsstaat af te schaffen. Als we niet trots mogen zijn op onze cultuur en levenswijze, en deze niet mogen beschermen tegen de opmars van de concurrerende, inferieure cultuur en levenswijze van anderen, dan vormen politieke correctheid en het gelijkheidsstreven niet alleen een gevaar voor de vrijheid maar ook voor de normen en waarden waarop de vrije gemeenschap is gebaseerd. Het gelijkheidsstreven kan als een tirannie worden gepresenteerd, een tirannie waar we ons van moeten bevrijden. We herkennen dit inderdaad ook vandaag als een centraal punt in de politieke programma’s op rechts.

Vervolgens kan het gevoel ontstaan, of worden gecreëerd, dat de nood aan de man is, dat de clash of civilizations een gevaarlijke crisis heeft veroorzaakt. Dan volgt een volgende stap. Als het gevoel overheerst dat er een noodtoestand is ontstaan dan komt het idee van de illiberal democracy in beeld. Nood breekt wet: de noodtoestand rechtvaardigt het afschaffen van fundamentele rechtsstatelijke waarborgen om de eigen groep en vrijheid te beschermen. Ook  dit beroep op de noodtoestand herkennen we vandaag als een vast onderdeel van rechtse retoriek.

De staat die zich op deze wijze van haar rechtstatelijke ketenen heeft ontdaan, is vervolgens niet langer meer gehouden om de behoefte aan gelijkberechtiging van alle burgers te bevredigen en zal dan volledig in dienst kunnen staan van de megalothymia van de culturele meerderheid. Het kind is met het badwater weggespoeld. De op isothymia gebaseerde democratische rechtsstaat is dan vervangen door de tirannie van de meerderheid, precies wat we met de instituties van de democratische rechtsstaat willen voorkomen.

“No regime […] is able to satisfy all men in all places. […] Thus those who remain dissatisfied will always have the potential to restart history.” (p. 334) De geschiedenis kan opnieuw worden gestart maar dat doet niets af aan het feit dat het eind van de geschiedenis weer de democratische rechtsstaat zal zijn. Rechts gaat geen beter politiek systeem ontdekken dan de democratische rechtsstaat. Regering door een moreel superieure groep in de samenleving wordt een variant op het fascisme, en daar hebben we, net als met het communisme, op z’n zachtst gezegd slechte ervaringen mee. De tirannie van de meerderheid biedt bovendien volgens Fukuyama uiteindelijk geen stabiele politiek orde omdat deze tirannie op zijn beurt megalothymia zal veroorzaken: er zullen nieuwe morele helden opstaan die zich gaan inzetten voor vrijheid en gelijkheid. De structurele onrechtvaardigheid en onderdrukking in deze nieuwe tirannie zal de mogelijkheid bieden om de strijd aan te gaan en  gaan strijden voor herstel van de democratische rechtsstaat. Zolang de mens een neiging tot megalothymia heeft zal de democratische rechtsstaat nooit een rustig bezit zijn maar zal er ook steeds weer voor de democratische rechtsstaat worden gestreden.

Op de allerlaatste pagina’s van The End of History and the Last Man betoogt Fukuyama dat de grootste bedreiging uiteindelijk bestaat in onze verwarring over de legitimiteit en het fundament van de democratische rechtsstaat. We lijken niet goed te weten wat er op het spel staat, en omdat we niet tot een consensus kunnen komen over de waardigheid van de mens en zijn specifieke rechten, lopen we het gevaar onszelf links of rechts voorbij te rennen. Deze verwarring opent de weg naar, in de woorden van Fukuyama, “a hyperintensified demand for the recognition of equal rights, on the one hand, and for the re-liberation of megalothymia on the other.” (p. 338)

Dit schreef Francis Fukuyama meer dan dertig jaar geleden. Anno 2025 biedt deze analyse niet alleen een diagnose maar ook een recept. Een stabiele democratische rechtsstaat kan niet het verlangen naar radicale gelijkheid bevredigen, zij moet de Scylla van een te ver doorgevoerd gelijkheidsdenken vermijden. De democratische rechtsstaat moet echter ook de Charybdis van de tirannie van de meerderheid vermijden, door de menselijke megalothymia te verbannen naar domeinen waar deze de rechtsstaat niet kan schaden. Door tussen deze kliffen door te zeilen kan de democratische rechtsstaat de stormen van de immense wars of the spirit doorstaan. De focus op gelijke rechten houdt ons op koers.

Over de auteurs

Arie-Jan Kwak

Arie-Jan Kwak is universitair docent bij de afdeling Encyclopedie van de Rechtswetenschap van de Universiteit Leiden

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#22: Stefan Zweig – De wereld van gisteren
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#21: Hercules en het stikstofprobleem: over ‘Herkules und der Stall des Augias’ van Friedrich Dürrenmatt
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#20: Kallocaïne – Karin Boye
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#18: Robert Harris – An Officer and a Spy
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#17: Weerbare rechtspraak
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#23: Waar schuilt het algemeen belang? Naar aanleiding van Rousseaus Du Contrat Social
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#16: Inzet en uitsluiting
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#15: Een bewogen tegenwicht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#14: De Toverberg als rechtsstatelijk sanatorium
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#13: Drie typen van recht vinden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#12: De tirannie verdrijven
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#11: Victor Hugo’s roman Quatrevingt-treize (‘93) en het debat over rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#10: Naar een mengvorm van 1984 en Brave New World
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#9: Geen juristen op het Malieveld?
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#8: Tussen lijn en oordeel: tekenen als training in rechtvaardigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#7: Roberto Saviano – Eenzaamheid van moed
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#6: Geloof, hoop & liefde in het staatsrecht
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#5: Juli Zeh en Simon Urban: Tussen werelden
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#4: Waar de werkelijkheid fictie overtroeft: over de teloorgang van rechtsstatelijke cultuur
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#3: O Brave New World, that has such people in it!
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#2: De kunst van constitutionele ongelukkigheid
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
#1: Een vreemde alchemie: constitutionele rechten en de samenleving
Zomerreeks 2025: het favoriete boek
Zomerreeks 2025: favoriete boeken!