#17: Weerbare rechtspraak
“Law should be simple, regardless of the complexity of the issues it grapples with” (Richard Posner)
Het belang van rechterlijke waarheidsvinding vormt een rode draad in mijn juridische leven, en is ook van de centrale thema’s in het boek Reflections on Judging van de bekende Amerikaanse rechter Richard Posner. Elke rechterlijke uitspraak behoort te berusten op een zo correct en volledig mogelijk vastgesteld feitencomplex. Soms wordt daar tegenin gebracht dat alles een kwestie van perspectief is, en dat er niet zoiets bestaat als ‘ware feiten’. Deze discussie heeft een pendant in de geschiedwetenschap, waar wel wordt verdedigd dat elke weergave van de feiten uit het verleden berust op het door de historicus ingenomen gezichtspunt. Daarmee is het onvermijdelijk dat in elke geschiedschrijving een kleuring wordt gegeven aan de historische feiten. Dat moge zo zijn, maar dat doet er niet aan af dat er historische feiten zíjn. “They will not say Belgium invaded Germany”, zoals het beroemde antwoord van Clemenceau luidde op de vraag wat toekomstige historici zouden zeggen over de oorzaken van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
De gedachte dat er niet zoiets bestaat als ‘een correcte weergave van de werkelijkheid’, dat alles een kwestie van interpretatie is en waarheid een relatief begrip is, maakt elke discussie over feiten zinloos. Daarmee is het een positie die uiteindelijk zichzelf ondergraaft. Rechtspraak (of wetenschap) zonder waarheidsoriëntatie leidt tot volstrekt arbitraire uitkomsten. Zonder waarheidsoriëntatie zou de rechter evengoed met dobbelstenen kunnen gooien, zoals de door Rabelais in diens Gargantua en Pantagruel opgevoerde rechter Bridoye pleegde te doen (“want het lot is uitnemend goed, nuttig en eerlijk, en voor de beslechting van processen en geschillen onontbeerlijk”).
Inmiddels leven we in tijden waarin waarheidsoriëntatie geen gedeelde waarde is. Rechter Bridoye blijkt plots een respectabele vent omdat hij tenminste transparant is over zijn werkwijze. Het lijkt nu het enkele machtswoord dat bepaalt hoe de werkelijkheid wordt beschreven. Dat kan er inderdaad toe leiden dat discussies over feiten zinloos worden. Verschillende media in de VS blijven onverminderd ‘factchecken’ maar de uitkomst daarvan heeft voor het publieke debat weinig of geen betekenis. Foucault wees al op de invloed van machtsstructuren op de vorming van kennis, maar de rücksichslose manier waarop dat nu plaatsvindt, was niet waar hij het oog op had.
Deze ontwikkeling raakt de rechtspraak in haar kern. De rechterlijke beslissing berust juist níet op het uitspreken van een machtswoord, maar op de toepassing van het geldende recht op de door de rechter in een zorgvuldig proces van waarheidsvinding vastgestelde feiten, in een zoektocht naar een rechtvaardige beslissing. Daarmee bevindt de rechtspraak zich in een kwetsbare positie. Hoe verdedig je het belang van rechtspraak, als de fundamenten daarvan – waarheidsvinding en rechtstoepassing – niet meer worden erkend? Als het behoud van machtspositie bóven deze kernwaarden worden geplaatst? Een verwijzing naar rechtsstatelijke beginselen is voor velen een abstractie. Pleiten voor vertrouwen in de rechter door naar die beginselen te verwijzen heeft al snel het karakter van een cirkelredenering, want waarom zouden we eigenlijk vasthouden aan rechtsstatelijke beginselen? Ook omdat de rechter niet een gekozen functionaris is, is het voor sommigen onduidelijk waarom rechterlijke uitspraken eigenlijk van betekenis zijn en moeten worden nageleefd.
Paradoxaal genoeg moet het antwoord worden gevonden in het vasthouden aan de klassieke waarden van de rechtspraak: waarheidsvinding, rechtstoepassing en rechtvaardigheid. Niet alleen omdat er geen andere opties zíjn voor de rechter die haar beroep op integere wijze uitoefent; machtspolitiek past de rechter niet. Maar vooral omdat de kracht van de rechtspraak juist ligt in haar kwetsbaarheid. Toegespitst op waarheidsvinding: als elke feitelijke uitspraak inwisselbaar lijkt te zijn voor een andere, als er aan alle kanten krachten zijn die er belang bij hebben dat verdoezeld wordt hoe zaken in elkaar steken en het ook werkelijk zo ís dat soms nauwelijks te achterhalen is wat er nu precies is gebeurd (neem bijvoorbeeld ‘het mysterie van de megavarkensstal in Horst’), als we zijn overgeleverd aan digitale systemen waarvan de werking volstrekt intransparant is, zal de rechter juist extra inspanningen moeten plegen om de feiten zo goed mogelijk uit te zoeken. Richard Posner (in de aanhef geciteerd) benadrukte terecht dat in een complexe wereld de rechter niet het recht complexer moeten maken, maar grip moeten zien te krijgen op de feitelijke complexiteit en juist veel méér moet doen aan fact finding. Daaronder valt ook het graven in wetenschappelijke bronnen en het doorgronden van technologische onderwerpen, hoe ingewikkeld dat ook kan zijn. Als er grote bezorgdheid bestaat bij burgers over de veiligheid van het gebruik van pesticiden en de overheid in reactie daarop een reclamebureau wil inschakelen om ‘samen op te trekken in de communicatie naar buiten’, dan is de rechter in feite een laatste strohalm voor burgers. Niet alleen vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, maar ook, één stap daarvóór, vanuit het perspectief van fact finding; hoe zit het nu eigenlijk in elkaar? De rechter doet wat haar taak is: diep in de feiten duiken en uitzoeken hoe het nu eigenlijk zit met het systeem van toelating van bestrijdingsmiddelen en de medische risico’s van het gebruik van die middelen voor omwonenden. Zo kan de rechter laten zien dat er méér is dan een machtswoord om de werkelijkheid te beschrijven.
De tijd van goed vertrouwen is voorbij en dat geldt ook voor de rechter. De rechter kan er niet vanuit gaan dat rechterlijke uitspraken worden gerespecteerd omdat de beginselen van een democratische rechtsstaat dat eisen. De rechter zal dat respect moeten verkrijgen door de inhoudelijke kwaliteit van haar uitspraken, die georiënteerd moeten zijn op waarheidsvinding, rechtstoepassing en rechtvaardigheid. Alleen zo kan worden getoond dat de rechter geen ‘tegenwerkende macht’ is, maar, als burgers een beroep op haar doen, noodzakelijke tegenmacht kan bieden. Met het geven van tegenmacht bewijst de rechter haar bestaansrecht.
Hierbij past geen rechterlijke bescheidenheid, zoals voorgesteld door Veerman in zijn recente boek over de macht van de rechter en diens positie binnen de trias politica. Volgens hem moet de rechter ‘zijn plaats kennen’ en moet rechtsstatelijke weerbaarheid niet van de rechter maar van de burger komen. Die visie lijkt mij niet juist. De burger ziet het belang van rechtsstatelijkheid soms te laat: pas op het moment dat hij persoonlijk wordt geconfronteerd met de consequenties van het ontbreken van rechtsstatelijke waarborgen. Maar de rechter wordt dagelijks geconfronteerd met het belang van een goed functionerende democratische rechtsstaat. De rechter moet daarom juist met volle kracht inzetten op bescherming van die rechtsstatelijke waarden. En dat begint met grondige waarheidsvinding, ook als dat ingewikkeld is, ook als feitelijke stellingen onaannemelijk of vergezocht lijken of een partij waarheidsvinding moeilijk maakt of zelfs dwarsboomt. De rechter kan er niet vanuit gaan dat partijen steeds openheid van zaken geven en de feiten op een presenteerblaadje aanleveren. Het uur van de wolven is aangebroken, waarin feiten noch rechtsregels van belang zijn en mensenrechten en rechtsbescherming geen vanzelfsprekende waarde meer hebben. Het zou naïef zijn als de rechter de ogen daarvoor sluit. Het enige wat de rechter kan en moet doen is de basale waarden van rechtspraak – waarheidsvinding, rechtstoepassing en rechtvaardigheid – in haar uitspraken zichtbaar maken.
Reacties