Ook PVV profiteert van basislijn rechtsstaat
Een jaar geleden, op 12 februari 2024, stuurde Ronald Plasterk het eindverslag van zijn werkzaamheden als informateur naar de Tweede Kamer. Belangrijk onderdeel is de zogeheten gezamenlijke basislijn rechtsstaat (BR) die de afspraken behelst van de vier formerende partijen (PVV, VVD, NSC en BBB) over het respecteren van de grondwet en de grondrechten. Het opstellen daarvan was een eis van Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt: de nieuwe politieke partij twijfelde openlijk of de opvattingen van de PVV, vooral die over immigratie, en de uitlatingen van politiek leider Geert Wilders wel in overeenstemming zijn met de rechtsstatelijke beginselen.
Staatsrechtgeleerden reageerden redelijk positief op de afspraken, de oppositie in de Tweede Kamer was minder goed te spreken en vond ze overbodig. Wat is er, een jaar later, te zeggen over het effect ervan? Is de BR nuttig (geweest), blijvend van waarde, of inderdaad overbodig? En welke partij heeft er het meest van geprofiteerd?
NSC stond stevig in zijn eis. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 kwam de nieuwe partij vanuit het niets op 20 zetels. Gezien de voorkeuren van de diverse partijen en de uitspraken van de lijsttrekkers in de campagne lag een coalitie over rechts het meest voor de hand. NSC had daar vóór de verkiezingen al een lichte voorkeur voor uitgesproken, de VVD was daarover zelfs stelliger, zonder dat deze twee partijen rekening hadden gehouden met het feit dat de PVV de grootste partij zou worden. Ze waren beide nodig om een coalitie met de partij van Wilders aan een meerderheid te helpen. NSC had de sterkste troef in handen: het kon altijd nog met links in zee. De VVD wilde dat niet en had GroenLinks/PvdA uitgesloten: dan nog liever de oppositie.
De gezamenlijke basislijn bestaat uit zeven punten. In punt 1 bevestigen PVV, VVD, NSC en BBB dat zij zich zullen bewegen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat en dat voor hen vaststaat ‘dat de democratische grondrechten, die in de Grondwet zijn vastgelegd in hoofdstuk 1 (artikelen 1-23), een essentiële waarborg vormen voor de democratische rechtsstaat, waarbinnen grondrechten kunnen botsen’. Volgens punt 2 staat het alle politieke partijen vrij voorstellen te doen om de Grondwet te wijzigen. Punt 3 stelt dat rechterlijke uitspraken worden uitgevoerd en nageleefd. Punt 4 legt vast dat alle godsdiensten in Nederland, ‘zoals bijvoorbeeld Christendom en Islam’, onder de vrijheid van godsdienst vallen en dat religiekritiek mag. Punt 5 is een verwijzing naar het intrekken van bestaande initiatiefvoorstellen die in strijd zijn met de basislijn, wat Wilders in drie gevallen al had toegezegd. Punt 6 onderstreept dat onafhankelijke instituties als rechtspraak, wetenschap en media van groot belang zijn voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat. Punt 7 tenslotte belicht het belang van een open, feitelijk en fel debat, maar de vier partijen moeten elkaar wel heel laten.
Al met al gaat het om een breed begrip van wat onder een democratische rechtsstaat moet worden verstaan. De BR is niet alleen een (uitvoerige) opsomming van grondwetsartikelen, wetten en verdragen waaraan de vier partijen zich moeten houden, maar er wordt ook een beroep gedaan op hun democratische gezindheid, verdraagzaamheid, integriteitsnormen en hun inzet voor een positief bestuurlijk klimaat.
Heeft de Basislijn rechtsstaat effect gehad, en zo ja welke? Naar mijn mening zijn er minstens zeven effecten aan te wijzen.
- De afspraken waren voor NSC een voorwaarde om mee te doen aan de coalitie met PVV, VVD en BBB. In mindere mate gold dat voor de VVD: voor haar had de BR niet gehoeven, maar toch kon ze er ook haar voordeel mee doen en laten zien dat ze niet zomaar in een radicaalrechts kabinet zou stappen. Aanvankelijk wilden NSC en VVD alleen gedoogsteun geven, maar uiteindelijk hebben de twee partijen toch bewindslieden geleverd. Gezien de geharnaste en publiekelijk geuite opvattingen van NSC’ers over de noodzaak van een BR is het zeer onwaarschijnlijk dat de partij zonder die garanties aan de verdere kabinetsformatie had deelgenomen. En het was dan zo goed als onmogelijk geworden een kabinet met de PVV te formeren dat over een meerderheid in de Tweede Kamer kon beschikken.
- Om aan die BR te kunnen voldoen, heeft de PVV een aantal radicale standpunten ‘geparkeerd’ die in strijd met de grondwet zijn, zoals het koranverbod, en die het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogram dan ook niet hebben gehaald.
- Maar de komst van het kabinet, waaraan NSC zijn zegen heeft gegeven, betekende ook een regeerprogramma dat bij sommige paragrafen toch haaks staat op de principes van een democratische rechtsstaat. Volgens een commissie van de Nederlandse Orde van Advocaten is het regeerprogram op een aantal punten in strijd met de beginselen van rechtsstatelijkheid, zoals het bemoeilijken van de gezinshereniging voor jongvolwassenen, het verder versoberen van de opvang van asielzoekers, en het ontbreken van concrete maatregelen om de terugloop in de sociale advocatuur tegen te gaan. Daarnaast zijn er 28 voorstellen die beschouwd worden als een risico voor de rechtsstaat.
- Mede via een beroep op de BR heeft NSC weten te verhinderen dat het noodrecht zou worden ingeroepen om de asielstroom te kunnen beperken, zoals de PVV voorstond. Wilders is uiteindelijk akkoord gegaan met spoedwetgeving waarvan de parlementaire goedkeuring nog ongewis is.
- Door de BR lijkt het radicaal-rechtse kabinet in sommige ogen salonfähig geworden. Dat is althans de opvatting van de linkse oppositie in de Tweede Kamer die scherp uithaalde naar de opstelling van de drie christelijke fracties en JA21 die de coalitie – die geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft – heeft geholpen bij het verzachten van bezuinigingen op de begroting van het ministerie van onderwijs. In ruil voor enkele concessies beloofden de vier fracties dat hun geestverwanten in de Senaat vóór zouden stemmen zodat daar een meerderheid zou ontstaan. Volgens de linkse oppositie zijn CDA, ChristenUnie, SGP en JA21 nu gedoogpartijen van het kabinet geworden, wat zij zelf krachtig ontkennen.
- Door zijn geprofileerde positie tijdens de formatie en de eerste maanden van het kabinet-Schoof kwam de aandacht op NSC te liggen, ze werd de ferme tegenstander van de PVV en wist ook wel een paar successen te behalen, zoals de BR. Maar in de voorkeur van de kiezers is ze scherp gekelderd waardoor ze fors aan invloed heeft ingeboet. Het sterkste wapen – dreigen met een kabinetscrisis – kan ze in feite niet meer inzetten omdat dat het einde van de partij zou betekenen; dat gegeven werkt vooral in het voordeel van de PVV.
- Deels door die verzwakte positie van NSC kon Geert Wilders de zeven vinkjes straffeloos overtreden (vooral de zevende), er stond toch geen sanctie op. Zo oefende hij een paar keer scherpe kritiek op burgemeester Femke Halsema van Amsterdam en drong hij zelfs aan op haar vertrek naar het buitenland vanwege het gelijktijdig toelaten van demonstraties van Palestijnse én Joodse organisaties. Terwijl zij zich volgens juristen daarbij keurig hield aan uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Die kritiek was in tegenspraak met punt 7 van de BR. Verder ondernam Wilders een omstreden reis naar Israël waar hij een ontmoeting had met premier Benjamin Netanyahu (tegen wie het Internationale Strafhof een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd wegens oorlogsmisdaden) en – in strijd met internationale verdragen – een illegale nederzetting op de bezette westelijke Jordaanoever bezocht. En hij kon de leden van de Raad van State ongestraft bestempelen als ‘ongekozen bureaucraten’ wat op gespannen voet staat met vinkje 6.
De gemeenschappelijke basislijn, een initiatief van NSC, heeft al met al vooral politieke effecten gehad. Het document van zeven punten is van groot belang geweest voor de vorming van het kabinet-Schoof, dat is verreweg het belangrijkste gevolg. Verder zag PVV-voorman Geert Wilders zich gedwongen een aantal voorstellen (tijdelijk?) te parkeren, ging uiteindelijk het inroepen van het noodrecht niet door en raakte na verloop van tijd de positie van NSC verzwakt, terwijl die van Wilders juist sterker werd.
Voor de PVV-leider was het intrekken van een aantal omstreden initiatiefwetsvoorstellen geen grote concessie: ze zouden in de Tweede en Eerste Kamer geen enkele kans gemaakt hebben. Hij wist NSC in de kabinetsformatie dus vrij eenvoudig over de streep te trekken. Door het ontbreken van sancties kon Wilders op gezette tijden sommige afspraken in de BR straffeloos overtreden.
Afgezien van de zaak rond het staatsnoodrecht heeft de basislijn rechtsstaat juridisch gezien niet zoveel betekend, er zijn geen gevolgen aan verbonden. De conclusie moet zijn dat het document weliswaar de weg heeft vrijgemaakt voor een parlementair kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB en de noodwetprocedure heeft verhinderd, maar verder na verloop van tijd weinig invloed heeft gehad; het raakte uitgewerkt. En per saldo heeft de PVV er minstens zoveel profijt van gehad als initiatiefnemer NSC, zo niet meer.
Reacties