Terug naar overzicht

Zijn de Renaissancescholen van Thierry Baudet een blijvertje?


Forumland

Het lijkt relatief eenvoudig om in Nederland een school te starten waar leerplichtige kinderen terecht kunnen. Dat moet de Tocqueville stichting gedacht hebben toen zij voor de overheidsbekostiging vanaf augustus 2024 voor vijf Renaissancescholen voor basisonderwijs, onlangs een aanvraag indiende bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

De Tocqueville stichting kent een bestuur waarin volgens De Telegraaf van 11 januari 2022 drie prominente leden van Forum voor Democratie zitting hebben: het Noord-Hollandse statenlid Ralf Dekker, het Tweede Kamerlid Pepijn van Houwelingen en de directeur van het Renaissance Instituut, het wetenschappelijk bureau van de partij, Peter van Duyvenvoorde. Vanwege de betrokkenheid van de FvD zijn de initiatieven omstreden.

Scholen staan in ons land traditioneel op afstand van de overheid. Al sinds Thorbecke in 1848 geldt officieel het uitgangspunt dat de staat zich niet bemoeit met de inhoud van het openbaar onderwijs. De keuze van de pedagogische benadering (Montessori, Dalton o.i.d.), de leraren en de schoolboeken is aan de scholen zelf. Voor het bijzonder onderwijs dat sinds 1917 is gelijkgesteld met het openbaar onderwijs, geldt hetzelfde. Misschien is dit ook de reden geweest dat zich tot nog toe geen uitgesproken politieke stromingen in ons onderwijsstelsel genesteld hebben. Hoewel het al vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw had gekund, zijn er nooit bijzondere scholen geweest van een socialistische, communistische of rechts-nationalistische signatuur.

Als de Renaissancescholen door de preventieve toets zouden komen – waarover straks – en bekostigd gaan worden, lijkt deze situatie te veranderen. De band van deze nieuwe scholen met de FvD is soms ook direct zichtbaar. Op de website renaissanceschool.nl wordt opgeroepen om mensen te benaderen in en rond Tilburg die ouderverklaringen willen ondertekenen. Daarbij wordt bijvoorbeeld melding gemaakt van een informatieavond georganiseerd door de FvD. Ook in het gedachtegoed dat de nieuwe scholen willen uitdragen is er verwantschap met de partij. De FvD verkondigt al langer het idee van ‘Forumland’, als een zuil waarin een eigen munteenheid, een datingapp en eigen scholen een plaats hebben. Opvallend is verder dat ook in de aanprijzing van het onderwijs aan de scholen een zekere vorm van feitenvrij redeneren niet geschuwd wordt.

De website van de initiatiefnemers meldt dat het onderwijs failliet is. “In het Nederlandse onderwijs gaan de vaardigheden voor taal en rekenen catastrofaal achteruit. (..) De degelijkheid van het onderwijs wordt verstoord door modegrillen, zoals iPad-scholen, te vroege seksuele voorlichting, klimaathysterie en coronapaniek. Via overkoepelende besturen lijdt het onderwijs steeds meer onder inhoudelijke beïnvloeding vanuit de overheid en de EU. De indoctrinatie met een eenzijdig wereldbeeld maakt het kritisch denken onmogelijk.” Het verwijt dat de Renaissancescholen politiek zouden zijn, wordt overigens verworpen door de initiatiefnemers. Zoals Trouw meldt, vindt Dekker juist dat de scholen apolitiek zijn, “omdat klimaat, corona, seksuele diversiteit of gender er niet ‘geproblematiseerd’ worden. De scholen worden ‘ontdaan van modieuze moderniteit’, vertelt hij op de radio bij Ongehoord Nederland. ‘De school grijpt terug op de klassieke vrijeschool en in het rekenonderwijs willen we weer staartdelingen. Geen mobieltjes mee en zo min mogelijk digitale hulpmiddelen.’”

Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen

In 2020 (Stb. 2020, 160) is de Wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen (MRNS) tot stand gekomen. Bij de Wet MRNS zijn de wettelijke bepalingen voor het basis- en middelbaar onderwijs, die gaan over de oprichting en het voor bekostiging in aanmerking brengen van nieuwe scholen ingrijpend aangepast. Kort gezegd, komt het erop neer dat een nieuwe bijzondere school niet meer van een in de samenleving herkenbare richting (bv. katholiek, joods, protestants-christelijk, Vrije Scholen of islamitisch) hoeft te zijn om bekostigd te worden door de overheid. Iedereen kan voortaan met een bepaald eigen gedachtegoed een gooi doen naar de prijzenpot. De inmiddels verdwenen (niet-bekostigde) iPad scholen van Maurice de Hond, maar bijvoorbeeld ook organisaties die een integratie van onderwijs en kinderopvang in het aanbod voorstaan, hebben dus een reële kans.

De wet is het resultaat van een veranderde kijk op de vrijheid van onderwijs, waarin de sinds 1917 ontwikkelde bevoorrechte positie van bepaalde religieuze of levensbeschouwelijke richtingen bij de stichting van nieuwe bijzondere scholen niet meer passend wordt gevonden. Iedereen weet dat de officiële religies en kerken al een tijd geen dominante rol meer spelen in onze samenleving. Daarnaast vinden in ons land inmiddels steeds meer mensen dat hun opvatting over het goede leven onvoldoende is terug te vinden in het schoolonderwijs. Je kunt stellen dat deze wettelijke beweging naar diversiteit laat komt. En inderdaad, aanpassingen als gevolg van een verandering van de tijdgeest lijken gewoonlijk trager te verlopen in het onderwijsstelsel dan daarbuiten. Daar hoeven we niet rouwig om te zijn. Als waarden-gedreven institutie kent het nationale onderwijsstelsel een zekere vorm van voorzichtigheid, van conservatisme bij het reageren op de altijd beweeglijke omgeving en dat is mijns inziens ook noodzakelijk.

Wettelijk zijn voortaan slechts drie dingen relevant bij oprichting/bekostiging:

  1. De initiatiefnemers moeten vooraf kunnen aantonen door een belangstellingsmeting (verzamelde ouderverklaringen of in een beperkt aantal gevallen een marktonderzoek) dat de nieuwe school zal worden bezocht door een voldoende aantal leerlingen. In jargon: dat de school zal voldoen aan de wettelijke stichtingsnorm.
  2. Er vindt een voorafgaande kwaliteitstoets plaats door de onderwijsinspectie aan de hand van de bij de aanvraag aangeleverde stukken, wat betreft burgerschapsvorming, passend onderwijs, de inrichting van het onderwijs en de instandhoudende onderwijsorganisatie, en de aansluiting van het onderwijs op de wettelijke kerndoelen en op de wettelijk bepaalde niveaus van rekenen en taal.
  3. De minister verricht een integriteitstoets, waarbij hij de aanvraag kan afwijzen als een van de betrokkenen bij de aanvraag in het verleden geconfronteerd is geweest met een aanwijzing inzake bestuurlijk wanbeheer of met de sanctie van stopzetting bekostiging wegens zeer zwak onderwijs op een van de scholen.

Toetsingskader inspectie

Onlangs is de eerste lichting van in totaal 56 binnengekomen aanvragen onder de nieuwe wet beoordeeld. Het waren er 40 voor nieuwe basisscholen en 16 voor scholen voor voortgezet onderwijs. Van de aanvragen voor basisscholen zijn er 22 gehonoreerd, twee zijn er wat betreft de te verwachten onderwijskwaliteit negatief beoordeeld door de inspectie. Van de aanvragen voor nieuwe middelbare scholen zijn er 11 negatief beoordeeld op de te verwachten onderwijskwaliteit. Een en ander betekent dat men hoge eisen stelt bij de preventieve kwaliteitstoets. Vooral wat betreft het voortgezet onderwijs vond de inspectie de invulling van het burgerschapsonderwijs onvoldoende. Dat zou bij de Renaissancescholen ook wel eens een bespreek- of breekpunt kunnen zijn, gesteld – en dat is ook nog geen zekerheid – dat er in een regio waar de school moet komen voldoende ouderverklaringen kunnen worden verzameld.

De wet vraagt van het onderwijs om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. Dat betekent drieërlei:

  1. Het onderwijsaanbod dient zich herkenbaar te richten op bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat,
  2. De school dient de ontwikkeling ter hand te nemen van de sociale en maatschappelijke competenties die daarbij van belang zijn, en
  3. Dient een schoolcultuur te hebben waarin de basiswaarden van de democratische rechtsstaat worden voorgeleefd en waarmee met en door de leerlingen kan worden geoefend.

De inspectie verwacht, getuige het toepasselijke ‘Advieskader nieuwe scholen’, dat in de aanvraag een beschrijving is opgenomen van de wijze waarop het burgerschapsonderwijs vormgegeven zal worden, zodanig dat inzichtelijk is hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke eis dat dit onderwijs doelgericht en samenhangend vorm krijgt. Dit oogt nog rijkelijk vaag, maar het ligt waarschijnlijk voor de hand dat het initiatief op dit punt, ook gezien de mede door de partij gegenereerde publiciteit die eraan voorafging, kritisch zal worden bekeken. Niet alleen de bijgeleverde documenten vormen voor de inspectie de grondstof voor haar oordeel maar ook het gesprek met de initiatiefnemers en eventueel de ingewonnen informatie van derden.

Inzake de vraag of de basiswaarden van de democratische rechtsstaat voldoende aan bod komen in de nieuwe school heeft de inspectie een specifiek toetsingskader ontwikkeld, waarin deze worden uiteengelegd in een aantal nader omschreven beginselen, zoals vrijheid van meningsuiting in de school, gelijkheidsbeginsel, begrip voor anderen, verdraagzaamheid, en afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie. In het Advieskader wordt tenslotte nog het volgende opgemerkt: ‘Uitgangspunt bij het toezicht is dat scholen blijk geven van inzicht in hun leerlingenpopulatie en hun leefwereld en dit, indien nodig, vertalen naar het onderwijs. Verder is van belang dat basiswaarden structureel onderdeel zijn van de schoolcultuur en dat deze daarmee in overeenstemming is’.

Een andere lijn van beoordeling is de vraag of de Renaissancescholen zullen voldoen aan de kerndoelen van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Vooral de doelen die gaan over ‘oriëntatie op jezelf en de wereld’ zijn relevant. Drie kunnen er worden uitgelicht:

  1. ‘de leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en hun rol als burger’;
  2. ‘de leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen’ en
  3. ‘de leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit’.

Maken de Renaissancescholen een kans op bekostiging?

Er zijn geen harde normen die bij voorbaat de zekerheid verschaffen dat de scholen van FvD kunnen worden tegengehouden. Het geven van onderwijs is vrij, zegt het tweede lid van artikel 23 Grondwet. Daaruit wordt afgeleid dat de overheid vooraf geen beperkingen mag stellen aan de oprichting van scholen, of dat nu autorijscholen, Koranscholen of particuliere basisscholen zijn. Ook in de jurisprudentie van het EHRM wordt de vrijheid van schoolstichting in deze zin beschermd. Het tegenhouden van schoolstichting als zodanig is slechts mogelijk in situaties dat vanwege de openbare orde de vrijheid van vereniging kan worden beperkt. Daarmee worden alleen – en dat is terecht – spaarzame uitzonderingsgevallen gedekt, die naar mag worden aangenomen niet op de Tocqueville stichting van toepassing zijn. We zijn in de normale gevallen volledig afhankelijk van de regels die de onderwijswetgeving verschaft en die zich concentreren op de besluitvorming omtrent erkenning en bekostiging.

Het kader van de Wet MRNS en de beoordeling van de aanvragen is hierboven geschetst. Daar moeten we het mee doen. Of de nieuwe scholen uiteindelijk bekostiging zullen krijgen, is afhankelijk van de kwaliteit van de aanvraag en van het vermogen van de aanvragers om bij de overheid het vertrouwen te wekken dat deze scholen voldoen aan de wettelijke en inspectorale criteria en voorzien in een aanwezige behoefte. Gezien de voorafgaande publiciteit die vanuit FvD-kringen zelf gegenereerd is over deze scholen, is voor hen het werken aan vertrouwen wel een belangrijke uitdaging. Door kwalificaties als ‘coronapaniek’ en ‘klimaathysterie’ horen de overheidsinstanties er niet gerust over te zijn dat het met de waarden van open meningsuitwisseling en verdraagzaamheid in het kader van de burgerschapsopdracht wel goed gesteld is op de scholen.

Mochten de scholen er toch komen, dan hoeft dat nog niet te betekenen dat die een lang leven beschoren zijn. Kort na de toewijzende bekostigingsbeschikking, moeten de scholen weer nieuwe gegevens aanleveren, aan de hand waarvan de inspectie binnen drie maanden nadat de bekostiging is aangevangen een risicoanalyse van de nieuwe school opstelt. Als daarbij risico’s worden gesignaleerd, start de inspectie een kwaliteitsonderzoek en kunnen daarna eventueel door de minister sancties worden getroffen (aanwijzing, inhouding, opschorting of stopzetting bekostiging).

Ook in het tijdsbestek dat voorafgaat aan de bekostigde status kan er al een school gestart worden. De Tocqueville stichting is recent in Almere gestart met een particuliere school. De locatie was geheim, maar is dat inmiddels niet meer. Naar verluidt zal de ouderbijdrage ongeveer 300 Euro per maand beslaan. Op jaarbasis betekent dat iets meer dan 3.000 Euro per leerling. Dat is beduidend minder dan het bedrag per leerling dat de rijksoverheid aan bekostigde scholen beschikbaar stelt: 6.700 Euro. Ook wijkt het aanzienlijk af van de tarieven die op de website van Particulier Onderwijs Nederland zijn vermeld: van 13.800 tot circa 19.000 Euro op jaarbasis. Er moet worden aangetekend dat er voor particuliere scholen geen specifieke eisen gelden ten aanzien van huisvesting, passend onderwijs, meubilair, hygiëne, verzekeringen en zo meer zodat de kosten in vergelijking met een bekostigde school aanzienlijk lager kunnen uitvallen. Daar staat tegenover dat het gemiddeld aantal leerlingen van een particuliere basisschool laag is, de vaste kosten die hoog zijn (leraarsalaris, leermiddelen, huur lokaal, verwarming etc.) kunnen slechts over een beperkte groep worden gespreid. De school in Almere wordt naar de stand van medio september 2022 bezocht door 4 leerlingen. Er moet dus veel geld bij. Kan de stichting danwel FvD dit initiatief financieel waarmaken? En zo ja, wie betaalt dit dan? In het coalitieakkoord van het huidige vierde kabinet Rutte staat: “Er komt een expliciet verbod op (mede)financiering van onderwijs vanuit organisaties die onze democratische rechtsstaat ondermijnen”. Er is momenteel dus geen instrument om ongewenste financieringsstromen naar onze publieke instituties, waartoe we leerplichtig particulier onderwijs toch ook mogen rekenen, te voorkomen of tegen te gaan, maar deze zaak laat zien dat de urgentie daarvoor groot is.

Om ervoor te zorgen dat leerplichtige kinderen deze school kunnen bezoeken, dient de inspectie een voorafgaande toets te verrichten op grond van de Leerplichtwet en goedkeuring te verlenen. Daarbij let deze toezichthouder op de bevoegdheid van de leerkrachten en op de aard en inhoud van het curriculum, die zoveel mogelijk in overeenstemming moeten zijn met de eisen die aan bekostigde scholen worden gesteld (zie art. 1a1 van de Leerplichtwet). De laatste berichten maken duidelijk dat deze goedkeuring nog niet is verleend.

Over de auteurs

Paul Zoontjens

Paul Zoontjens is emeritus hoogleraar Onderwijsrecht aan Tilburg University

Reacties

Andere blogs van Paul Zoontjens
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #11: Wat nu? De openbare school bestaat niet meer!
Verkiezingen 2023
Verkiezingsblog 2023 #13: Verkiezingen en het onderwijs
Remkes en de rechtsstaat
Remkes en de rechtsstaat #7: Democratisch burgerschap en onderwijs