Terug naar overzicht

Enkele gedachten bij “Mij krijgen ze niet klein”


Op 26 september jl. kwam het boek met de titel “Mij krijgen ze niet klein” van oud-minister van Asiel en Migratie, Marjolein Faber (PVV) uit. Dat doen politici vaker: hun memoires optekenen. Wat ik interessant vind aan dit soort genre, is dat autobiografieën van binnenuit een kijkje kunnen geven in hoe dingen zijn ervaren en welke afwegingen daarbij zijn gemaakt. Bij brave huisvaders is zoiets totaal oninteressant. Maar bij grote gebeurtenissen kan het verhaal van een van de hoofdrolspelers daarin een interessant perspectief bieden. Dat geldt ook voor de verhalen van markante personen. Wat dreef hen? En dus toog ik naar de boekhandel. De deelname van de PVV aan het kabinet Schoof-I was een historische gebeurtenis. En dat mevrouw Faber binnen dit kabinet een markant persoon was, behoeft geen betoog. In dit blog deel ik enkele gedachten die bij mij opkwamen bij het lezen van dit boek.

Compassie

Het boek telt zestien hoofdstukken. De schrijfstijl van hare oud-excellentie wijkt weinig af van haar spreektaal. Korte zinnen. Erg direct. Duidelijk, maar ook zwart-wit. Na een korte inleiding, volgen functionele hoofdstukken over haar opvoeding, haar opleiding en haar werkzame leven vóór de politiek. Op de een of andere manier trof het mij dat zij als nucleair geneeskundig laborante probeerde om ook een luisterend oor voor patiënten te hebben (p. 28). Het past niet bij het beeld dat ik van de bewindsvrouw had: rechtlijnig én onderkoeld. De rechtlijnigheid zat er bij mevrouw Faber klaarblijkelijk overigens al van jongs af aan in (p. 18-19). Dat beeld lijkt dus te kloppen. Maar de eigenschap onderkoeld lijkt een misperceptie. Op verschillende plaatsen in het boek betoont de oud-minister zich in ieder geval zeer te spreken over de personen die voor haar gewerkt hebben (bijv. p. 73-74, 77, 79,  106 en 209). Volgens Faber is er “enorm veel kennis” (p. 92) binnen het ministerie en werkte haar enig overgebleven woordvoerder “zich het schompes” (p. 80). Rechtlijnigheid kan dus ook gepaard gaan met hartelijkheid en respect. Zelfs als meningen botsen (p. 185). Als zij verneemt dat één van haar secretaresses is gevraagd te solliciteren naar een functie die zij al bekleedt, steekt Faber daar bijvoorbeeld een stokje voor (p. 79). Met medewerkers van het COA en juristen lijkt zij daarentegen meer moeite te hebben gehad. Het boek bevat geen voorbeelden van daadwerkelijke tegenwerking, maar duidelijk wordt wel dat zij de tijd die het kost om wet- en regelgeving tot stand te brengen soms schromelijk heeft onderschat (p. 95, 151, 154).

De oud-bewindsvrouw mag dan nogal zonnekoninklijk hebben uitgesproken dat zij beleid is (p. 206), zij is meer dan alleen haar politieke standpunten. Hoe men het beleid van deze oud-bewindspersoon ook waardeert: het is verdrietig te lezen dat haar politieke werkzaamheden zo’n negatieve impact hebben gehad op het contact met vrienden (p. 218) en directe familie (p. 216). Velen maken zich  zorgen over het verharde maatschappelijk debat in Nederland. Tegelijkertijd is het makkelijker compassie te voelen met personen wier standpunten dichter bij de onze liggen. Laten we hopen dat we de ander wel als mens blijven zien. Of loop ik daarmee al te ver op de Kerstgedachte vooruit?

Politiek als zero-sum game

Opvallend vind ik de passage in het boek waarin de oud-minister ingaat op het begrip onderhandelen. Daarover schrijft zij: ”Ze noemen het onderhandelen. Maar in zo’n achterkamertje word je gedwongen iets toe te zeggen in ruil voor steun. Eigenlijk is dat pure chantage. En als je er als politicus geen gehoor aan geeft, loop je het risico geframed te worden als onbereikbaar. Nou, dat moet dan maar.” (p. 19-20)  Politiek wordt hiermee versimpeld tot een zero-sum game. Een spel waarin een vast aantal knikkers verdeeld moet worden en een knikker extra voor de één noodzakelijkerwijs een knikker minder voor de ander betekent. Je wint of je verliest. Dat is een heerlijk overzichtelijke manier van denken, maar doet onvoldoende recht aan de werkelijkheid. Niet elk belang weegt even zwaar. In de praktijk kan iets kleins geven, voor de ander iets groots opleveren. toch verkondigt de oud-bewindspersoon op meerdere plekken in het boek trots haar poot stijf te hebben gehouden (p. 68, 137, 181, 210). Het probleem is dit: wie geen enkel compromis wil sluiten, bereikt minder snel resultaten. Sterker, die loopt het risico helemaal niets te bereiken.

Te eenvoudig

Het politieke besluitvormingsproces vaststellen als zero-sum game is volgens mij dus te eenvoudig. Ook op andere plaatsen in het boek raakt de nuance soms zoek. Bijvoorbeeld in de passage waar de oud-minister schrijft over de heropening van een Proces Beschikbaarheid Locatie in Ter Apel (gemeente Westerwolde). “Dat de pbl (Proces Beschikbaarheid Locatie) weer terugkwam in Ter Apel was een vurige wens van de inwoners én ook van het lokale bestuur. Op een dergelijke locatie was het mogelijk om overlastgevers beter onder controle te houden. De bewoners mochten dan namelijk maar zeer beperkt van de locatie af. En ja hoor: de rechter keurde het af.” (p. 136) Met zo’n klein zinnetje wordt en passant de zwartepiet naar de rechter toegeschoven. Die was kennelijk tégen. Mevrouw Faber weet echter wel beter (p. 192). Want ja, de zaak ligt anders. De Rechtbank was niet tegen vrijheidsbeperking bij de opvang van asielzoekers (vgl. Ro 7.3) – zoals de tekst in het boek suggereert –, maar vond dat dat de toepasselijke wet- en regelgeving onvoldoende grondslag bood om een dergelijke maatregel te kunnen opleggen (vgl. Ro. 7.4 en 7.6).

Aan tafel

Dat Fabers boek niet uitblinkt in nuance, mag eigenlijk geen verrassende conclusie zijn. Laat ik daarom nog een meer algemene gedachte delen. Als de oud-minister voor het eerst haar werkkamer op de Turfmarkt binnenloopt, doet zij een ontdekking. “De kamerbewaarder vertelde mij trots dat er een nog grotere vergadertafel voor mij was besteld. Dat wilde ik helemaal niet, want hoe meer mensen je aan tafel hebt, des te meer discussies.”(p. 79) Die gedachte snap ik heel goed en is van alle tijden. Een tafel zit snel vol. Maar als het aantal aanwezigen beperkt wordt, vallen vaak de inhoudelijk bij het onderwerp betrokken ambtenaren als eerste af. Eigenlijk is dat zonde. Niet alleen omdat zij feitelijke vragen over het dossier het best kunnen beantwoorden, maar ook omdat zij daardoor niet rechtstreeks meer horen wat er van hen wordt verlangd. Dan kan ertoe leiden dat wat de bewindspersoon echt wil onvoldoende overkomt (p. 93). Terwijl hun aanwezigheid niet voor meer discussies hoeft te zorgen, omdat de rolverdeling aan tafel duidelijk is. Uiteindelijk besluit de minister. Punt.

Tot slot

Kort na de publicatie van het boek kwam de vraag op of Marjolein Faber een ambtsmisdrijf heeft gepleegd door in het boek ook iets te vertellen over een bespreking die in de ministerraad heeft plaatsgevonden.(p. 98) In antwoord op Kamervragen van het Lid-Sneller (D66) liet demissionair Minister-President Schoof eerder weten dat het kabinet géén aangifte zal doen, omdat het niet het redelijke vermoeden heeft dat er daadwerkelijk een strafbaar feit is begaan. Dat is in lijn met het oordeel van de landsadvocaat. Vijf Kamerleden van DENK en VOLT hebben inmiddels in een Kamerbrief laten weten daarmee geen genoegen te nemen. Uiteindelijk zal het allemaal wel met een sisser aflopen. De laatste keer dat een oud-bewindspersoon dit overkwam, gold het “Blinde ambitie” (2003) van de oud-minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet Balkenende-I: Eduard Bomhoff (LPF). Ook toen werd uiteindelijk geen aangifte gedaan. Maar de speculatie over een gerechtelijk onderzoek stuwde naar het schijnt wel de verkoop van zijn boek. Dit effect is vermoedelijk niet beoogd door de Kamerleden.

Over de auteurs

Edward Brüheim

mr. dr. W.A.E. (Edward) Brüheim is senior wetgevingsjurist bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

Reacties

Andere blogs van Edward Brüheim
De (vervangende) stempas; aangeboden door uw politieke partij. Kan dat?
Blanco volmachten zijn een acuter probleem voor eerlijke verkiezingen dan ronselen
De gevolgen van een gezamenlijke kandidatenlijst bij de Tweede Kamerverkiezingen