Terug naar overzicht

Blanco volmachten zijn een acuter probleem voor eerlijke verkiezingen dan ronselen


Op woensdag 22 november vond de stemming plaats voor de tussentijdse verkiezing van de leden van de Tweede Kamer. Liefst 9.411.797 mensen namen de moeite om die dag naar het stemlokaal te gaan om daar hun stem uit te brengen. Een veel kleinere groep (69.545 personen) verbleef in het buitenland en heeft om die reden zijn stem per brief uitgebracht. Maar dit blog gaat over die andere groep; over de 996.481 personen die niet zelf hun stem hebben uitgebracht, maar iemand anders een volmacht hebben verleend om namens hen aan de stemming deel te nemen. Het betreft 9,51% van het totaalaantal stemgerechtigden dat tot de stemming is toegelaten. Daarmee waren de gevolmachtigden bij de afgelopen verkiezing goed voor de invulling van 14 Kamerzetels! Is hun wil geschied?

De regeling in het Nederlandse kiesrecht om bij volmacht te stemmen kan al jaren op kritiek rekenen van internationale verkiezingswaarnemers. Zij menen dat de regeling op zijn minst schuurt met de fundamentele beginselen voor het houden van vrije en eerlijke verkiezingen. Bovendien vinden zij dat kiezers in Nederland disproportioneel vaak bij volmacht stemmen. Hebben zij gelijk? Zit er een kern van waarheid in die kritiek? En zo ja, hoe zouden we die kritiek kunnen mitigeren? Op deze en andere vragen wordt ingegaan in het proefschrift waarop ik recent ben gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en dat inmiddels ook in boekvorm is verschenen.

Als ik in de afgelopen jaren met anderen over het onderwerp van mijn proefschrift sprak, werd door mijn gesprekspartners vaak het begrip ronselen te berde gebracht. Op welk moment het aan mensen vragen of zij bij volmacht willen stemmen precies verwordt tot het ronselen van volmachten is onduidelijk. Dat is overigens het gevolg van een bewuste politieke keuze. Bij de introductie van de strafbaarstelling van het ronselen van volmachten waakte de wetgever ervoor dat politieke partijen nog wel een bemiddelende rol bij de volmachtverlening zouden kunnen spelen. Dat vond men belangrijk. Er had ook een andere keuze gemaakt kunnen worden (vgl. boek p. 234-237). Een verbod te vragen of iemand bij volmacht wil stemmen zou bijvoorbeeld een helderdere norm hebben opgeleverd. Hoe dan ook, de gedachte dat het ronselen van volmachten afkeuring verdient lijkt in de Nederlandse samenleving breed gedragen te worden. Illustratief daarvoor is de ophef die deze verkiezing ontstond naar aanleiding van een videocompilatie van uitspraken van de lijsttrekker van Forum voor Democratie, alweer.

Ronselen

Ronselen maakt inbreuk op een van de fundamentele beginselen voor vrije en eerlijke verkiezingen: de stemvrijheid. Nadat zij een volmacht hebben afgegeven, kan de stemvoorkeur van de slachtoffers niet meer worden betrokken bij het vaststellen van de verkiezingsuitslag. Eenzelfde probleem speelt overigens ook als mensen worden omgekocht of onder druk gezet om bij volmacht te stemmen. Naast empathie voor potentiële slachtoffers is er nog een tweede reden om gekant te zijn tegen het ronselen van volmachten. Het is namelijk hartstikke oneerlijk. Door geronselde volmachten uit te oefenen kent een deel van het electoraat zich het recht toe om zelf meer dan één keer te stemmen en mitsdien meer invloed te hebben op de verkiezingsuitslag dan anderen. Ronselen schendt dus niet alleen de stemvrijheid van de slachtoffers, maar ook de gelijkwaardigheid van de stemvoorkeuren van de verschillende stemgerechtigden. Bij het uitoefenen van geronselde volmachten wordt dus nog een tweede fundamenteel beginsel voor vrije en eerlijke verkiezingen geschonden: de stemgelijkwaardigheid.

Dat het problematisch is als er volmachten geronseld zouden worden staat buiten kijf. En buitenlandse verkiezingswaarnemers hebben gelijk als zij erop wijzen dat een regeling in het kiesrecht om bij volmacht te stemmen het risico op ronselen van stemmen en andere vormen van misbruik meebrengt. Het is dus terecht dat velen daar alert op zijn. Gelukkig laat mijn onderzoek ook zien dat er geen aanwijzingen zijn dat deze risico’s zich in het Europees deel van Nederland op noemenswaardige schaal verwerkelijken. Bovendien is het aanbieden van een andere alternatieve stemmethode, zoals het stemmen per brief, ook niet bepaald zonder risico’s.

Verkeerd gebruik

Dat het ronselen van volmachten in Nederland geen wijdverbreid probleem lijkt te zijn is natuurlijk geruststellend. Maar dit laat onverlet dat de fundamentele beginselen voor vrije en eerlijke verkiezingen het best gewaarborgd kunnen worden als stemgerechtigden op de dag van de stemming in persoon naar het stemlokaal komen en daar, in tegenwoordigheid van het stembureau, zelf hun stem uitbrengen. Daarom is dat de preferente stemmethode. Zoveel mogelijk mensen zouden hun stem op die manier moeten uitbrengen. Stemmen bij volmacht wordt in de Kieswet niet voor niets alleen toegestaan aan stemgerechtigden die verwachten “niet in staat te zullen zijn in persoon aan de stemming deel te nemen”. Al is het aan de stemgerechtigden zelf om te beoordelen of zij aan dit criterium voldoen.

Maar er lijkt wel een ander probleem te spelen. Uit een onderzoek van Jansen en Denters blijkt dat bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 tussen de 76 en 80 procent van de gevallen waarin iemand bij volmacht stemde, er inbreuk is gemaakt op de stemgelijkwaardigheid. Niet omdat er sprake was van het ronselen van volmachten of ander misbruik, maar omdat de regeling om bij volmacht te stemmen niet juist werd toegepast. Bij het stemmen bij volmacht is het de bedoeling dat de gevolmachtigden het stemrecht namens hun volmachtgevers uitoefenen en al doende de politieke wil van hun volmachtgevers bij de stemming tot uitdrukking brengen. Om dat te kunnen doen moeten zij nauwkeurige steminstructies meekrijgen van hun volmachtgevers. Maar in de praktijk krijgen gevolmachtigden die instructies vaak niet of onvoldoende. Uit het hier aangehaalde onderzoek bleek dat in 27 tot 34 procent van de gevallen waarin een volmacht werd verleend, de gevolmachtigde helemaal geen steminstructie had gekregen. De gevolmachtigden hadden een zogenoemde blanco volmacht ontvangen. Bij een blanco volmacht mag de gevolmachtigde zelf kiezen hoe hij deze uitoefent. Dat klinkt sympathiek, maar het maakt inbreuk op de stemgelijkwaardigheid. De stemvoorkeur van een gevolmachtigde krijgt dan meer invloed op de verkiezingsuitslag dan die van andere kiezers. In nog eens 42 tot 53 procent van de gevallen waarin een volmacht werd verleend, bleek de volmachtgever de gevolmachtigde wel te hebben gezegd op welke lijst deze moet stemmen, maar niet op welke kandidaat. Ook dan wordt inbreuk gemaakt op de stemgelijkwaardigheid, want dan krijgt de gevolmachtigde alsnog meer invloed op welke kandidaten er gekozen worden dan andere kiezers. Dergelijke inbreuken op de stemgelijkwaardigheid zijn onwenselijk en bovendien onnodig. En als we bedenken dat 9,51% van de stemgerechtigden die tot de stemming zijn toegelaten niet in persoon hebben gestemd, maar een ander daartoe hebben gevolmachtigd lijken ze ook nog best vaak voor te komen. Laten we dus proberen de volmacht te gebruiken waarvoor die bedoeld is: gevallen waarin wij echt niet in staat zijn om in persoon te komen stemmen. Want hoe minder mensen bij volmacht stemmen, hoe zekerder we ervan kunnen zijn dat de fundamentele beginselen voor vrije en eerlijke verkiezingen – waaronder de stemgelijkwaardigheid – zijn gewaarborgd. En laat ons daarnaast op z’n minst alert zijn en onze gevolmachtigden expliciet vertellen hoe wij wensen dat zij onze stem namens ons uitbrengen als wij daar zelf niet toe in staat zijn.

Over de auteurs

Edward Brüheim

Edward Brüheim is geassocieerd onderzoeker bij het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging van de Universiteit Utrecht en senior wetgevingsjurist bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

Reacties

Andere blogs van Edward Brüheim
De gevolgen van een gezamenlijke kandidatenlijst bij de Tweede Kamerverkiezingen