Terug naar overzicht

#2: Vernieuwing van het kiesstelsel en oog voor ‘de regio’


Het was een van de speerpunten van NSC bij de verkiezingen van 2023: het kiesstelsel moest op de schop. Het huidige kiesstelsel moest worden ingewisseld voor een ‘gemengd’ stelsel naar Zweeds/Deens model. Ook in het verkiezingsprogramma van de BBB dook dat voorstel op. Het stelsel zou een onderverdeling van het land in een aantal kiesdistricten betekenen, waarbij ‘vereveningszetels’ de huidige evenredigheid moeten handhaven. Het doel was daarbij om de politiek ‘dichter bij de mensen’ te brengen: door kiezers kandidaten uit hun eigen district af te vaardigen naar de Tweede Kamer, moest de regionale band tussen kiezer en gekozene worden versterkt. Het plan werd vervolgens opgenomen in het regeerprogramma van het kabinet-Schoof, maar het werk aan een wetsvoorstel werd al snel doorkruist door de val van datzelfde kabinet. De vraag is nu: houden NSC en BBB vast aan hun plannen om het kiesstelsel te wijzigen? En hoe staan andere partijen in de wedstrijd op het gebied van democratische vernieuwing?

Om met die eerste vraag te beginnen: wat NSC betreft is het antwoord daarop een volmondig ‘ja’. Het plan voor het regionale kiesstelsel keert ongewijzigd terug in het programma voor de komende verkiezingen. De BBB echter heeft het plan laten varen en zoekt andere manieren om uit de Haagse bubbel te stappen – daarover straks meer. Ook in de programma’s van andere partijen duikt het gemengde kiesstelsel niet op, noch worden andere kiesstelsels geopperd die het huidige zouden moeten vervangen. Enkele partijen maken die keuze expliciet. De VVD, GroenLinks/PvdA, ChristenUnie en de PvdD melden allemaal onomwonden dat zij het huidige stelsel willen handhaven. Het lot van het voorstel voor een ‘gemengd’ stelsel lijkt daarmee bezegeld. Alleen D66 meldt het kiesstelsel aan te passen ‘zodat mensen meer invloed krijgen op de samenstelling van de volksvertegenwoordiging’. Wat dat betekent, wordt echter niet duidelijk.

Plannen voor ‘de regio’

Het gros van de partijen wil de banden met ‘de regio’ dus in ieder geval niet aanhalen door het kiesstelsel te wijzigen. Welke plannen, if any, hebben partijen dan wel om de verbinding met ‘de regio’ te zoeken? De BBB spring er wat dat betreft uit met het voorstel om Kamervergaderingen over regio-gerelateerde onderwerpen in de betreffende regio te organiseren. Als rijksdiensten (opnieuw) gevestigd moeten worden, moet eerst naar vestigingsmogelijkheden buiten de Randstad worden gezocht. Ook NSC vindt dat inspecties ‘en eventueel ook ministeries’ moeten verhuizen naar regio’s buiten de Randstad. Zo ver gaat de VVD niet, maar de partij is wel van mening dat werken voor de rijksoverheid niet gelijk hoeft te staan aan werken in Den Haag. Ook moet de reistijd tussen de Randstad en de regio volgens de VVD worden verkort.

Om duidelijk te maken dat zij oog hebben voor de specifieke behoeften van individuele provincies, sommen enkele partijen de plannen per provincie op. GroenLinks/PvdA, bijvoorbeeld, wil werk maken van de Nedersaksenlijn in Drenthe en de Lelylijn in Flevoland. In Gelderland moet de speculatie met vakantieparken worden tegengegaan. De BBB doet iets gelijksoortigs: in Drenthe is geen ruimte voor de wolf en de Friese taal, cultuur en tradities verdienen bescherming. In Zeeland komen kerncentrales – omdat daar draagvlak voor is. Andere partijen presenteren geen lijst met standpunten per provincie, maar wel komen Groningen (gaswinningsproblematiek) en Limburg (mijnbouwschade) een aantal keer voorbij. Verder lijkt eigenlijk iedere partij voorstander van een sterke regionale zorg, van investeringen in regionale infrastructuur en bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Ik neem dus maar aan dat de treinkaartjes, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving, de komende jaren toch niet duurder worden.

Verkiezingsregulering

Plannen genoeg voor verbinding met ‘de regio’ dus, maar zij lopen niet via de lijn van het kiesstelsel. Wel zijn in verschillende partijprogramma’s andere maatregelen op het gebied van verkiezingsregulering terug te vinden. De VVD bepleit de invoering van een kiesdrempel van 2% om de versnippering van het parlement tegen te gaan. Het zou betekenen dat een partij drie zetels moet halen om tot de Kamer door te dringen. Nog los van de moeilijk te voorspellen effecten van een kiesdrempel, zet zo’n lage drempel weinig zoden aan de dijk. Enigszins onduidelijk is het plan van de PvdD, dat het aantal Kamerzetels wil uitbreiden, maar daarbij ‘de huidige kiesdrempel’ wil behouden. Ik neem aan dat de partij bedoelt dat de kiesdrempel ook bij uitbreiding van het aantal Kamerzetels gelijkstaat aan de kiesdeler. In het geval van tweehonderd zetels komt dat neer op een kiesdrempel van 0,5%. Ook noemenswaardig is het plan van GroenLinks/PvdA om de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar 16 jaar, een voornemen dat ze deelt met de PvdD en D66. Wellicht dat de discussie daaromtrent nu wat meer momentum krijgt.

Om te voorkomen dat verkiezingen er vaak toe leiden dat het land een jaar stilstaat, wil GroenLinks/PvdA de procedure voor registratie van verkiezingsdeelname inkorten. De VVD wil de tijd tussen de val van een kabinet en nieuwe verkiezingen ‘flink’ verkorten. De vraag is of hier winst te behalen valt. De verkiezingsdatum wordt bepaald aan de hand van de elkaar snel opvolgende termijnen die door de Grond- en Kieswet worden voorgeschreven. Er moet in de aanloop naar de verkiezingen nu eenmaal behoorlijk wat gebeuren. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de feitelijke uitvoerbaarheid voor zowel politieke partijen als voor gemeenten, leveranciers van de relevante bescheiden en de Kiesraad als centraal stembureau. Bij het vaststellen van de datum voor de komende verkiezingen volgde het kabinet het advies van de Kiesraad daaromtrent op, waaruit 29 oktober als eerste reële optie naar voren kwam. Dat mag VVD en GroenLinks/PvdA dan misschien niet snel genoeg gaan, maar het is duidelijk dat een nóg snellere procedure niet goed voorstelbaar is. Men kan zich daarbij bovendien afvragen of het gevoel van stilstand waaraan GroenLinks/PvdA memoreert niet eerder wordt veroorzaakt door de lange formatieperiodes die op verkiezingen volgen (of door het feit dat kabinetten zo vaak vallen).

Partijregulering

Het thema partijregulering hangt met verkiezingsregulering samen. Het voorstel voor de langverwachte Wet op de politieke partijen (Wpp) werd in mei 2025 ingediend. NSC meldt in het partijprogramma het voorstel te steunen, maar daarin ook minimumeisen te willen vastleggen op het gebied van interne partijdemocratie. Zulke eisen ontbreken op dit moment: het Wpp-voorstel vraagt van partijen alleen transparantie over de interne partijorganisatie. Ook het CDA en D66 vinden dat het voorstel op dit punt niet ver genoeg gaat en willen interne partijdemocratie wettelijk verplichten.

De SP wil ‘grote donaties vanuit het bedrijfsleven’ stoppen en ervoor zorgen dat alleen natuurlijke personen aan politieke partijen kunnen doneren. Ook moeten de mazen in de wet, die het mogelijk maken om grote bedragen aan partijen te doneren, worden gedicht. In aanloop naar de herziening van de financieringsregels voor politieke partijen in 2023, was het onder andere SP-Kamerlid Leijten die zich sterk maakte voor strengere eisen en daartoe een aantal amendementen indiende. Welke maatregelen de partij nu voor ogen staan, blijkt niet uit het partijprogramma. Laaghangend fruit zou een verlaging van het huidige giftenplafond van 100.000 euro zijn. Een amendement op het Wpp-voorstel dat het plafond naar 20.000 euro wil verlagen, werd overigens al ingediend door Kamerlid Chakor (GroenLinks/PvdA).

Tot slot

Dat het voorstel voor het ‘gemengde’ kiesstelsel hetzelfde lot beschoren lijkt als alle andere voorstellen die de afgelopen honderd jaar zijn gedaan om het kiesstelsel fundamenteel te wijzigen, is goed nieuws. Het was een slecht plan om de band tussen kiezer en gekozene op deze manier te willen versterken. Ook andere grote veranderingen in het kiesstelsel liggen waarschijnlijk niet in het verschiet, wellicht met uitzondering van de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd naar 16 jaar. Dat is een plan dat wellicht nog een tijdje moet rijpen, maar er is volgens mij wel wat voor te zeggen. Datzelfde geldt voor de wettelijke verplichting tot interne partijdemocratie die NSC, CDA en D66 voor zich zien. Daar is de vraag: wat is interne partijdemocratie nu eigenlijk? Vaak wordt in dat verband meteen gewezen naar de PVV, als partij zonder leden, maar ook andere partijen bedienen zich van manieren om ledeninvloed te beperken. Hopelijk nemen de partijen bij de behandeling van het voorstel voor de Wpp de gelegenheid te baat om een fundamenteel debat te voeren over de vraag wanneer nu daadwerkelijk van een intern democratische partij kan worden gesproken.

Over de auteurs

Leon Trapman

Leon Trapman is werkzaam als universitair docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Verkiezingen 2025
#1: Een rechtsstatelijk stemadvies: naar meer grip van burgers op steeds ongrijpbaarder overheidsmacht