Terug naar overzicht

Tegenprestaties voor bijstandsuitkeringen?


Een tegenprestatie voor een bijstandsuitkering; het is een dankbaar onderwerp voor een verhitte discussie. Zo wordt geclaimd dat de tegenprestatie betaalde banen van anderen ‘inpikt’ of dat er sprake zou zijn van verboden verplichte arbeid. Ook zou de tegenprestatie aan zijn doel voorbij gaan. De discussie vindt echter op het verkeerde niveau plaats en laat het daadwerkelijke probleem van de tegenprestatie onbesproken. Het begrijpen van de kern van het debat is van belang, omdat gemeentes vanaf 1 januari 2015 verplicht een tegenprestatie moeten vragen voor de bijstandsuitkering. Om die reden worden eerst de huidige twistpunten ontkracht, om vervolgens het eigenlijke probleem van de tegenprestatie bloot te leggen.

In het maatschappelijk debat wordt de tegenprestatie afgeschilderd als verplichte arbeid. Het idee achter de tegenprestatie voor een bijstandsuitkering is dat deze bestaat uit maatschappelijk nuttig werk, bijvoorbeeld het zijn van een buddy voor ouderen. De uitkeringsontvangers zouden zo het werkritme houden en de stap naar een ‘echte’ baan wordt verkleind. In een artikel in de Volkskrant van 24 december 2013 heeft journalist Jonathan Witteman echter een heel ander beeld geschetst van de tegenprestatie. Zo zouden bijstandsgerechtigden dossierpagina’s moeten tellen of schoenen moeten poetsen, want dit soort werkzaamheden verdringen namelijk geen betaalde banen.
Desalniettemin is er bij de tegenprestatie geen sprake van verplichte arbeid. Mijke Houwerzijl en Nuna Zekic hebben in hun commentaar op artikel 19 Grondwet opgemerkt dat er slechts in bepaalde gevallen sprake kan zijn van verboden verplichte arbeid. Arbeid valt in deze categorie wanneer de taken excessief of disproportioneel belastend zijn en/of als er geen perspectief richting een baan zou zijn. Verplichte arbeid is dus een gevaar dat op de loer ligt als gemeentes niet voldoende maatschappelijk nuttige tegenprestaties tegenover de uitkering kunnen zetten en dan terugvallen op bijvoorbeeld schoenen poetsen. Jetta Klijnsma, staatssecretaris van sociale zaken en werkgelegenheid, merkt in de Memorie van Toelichting echter op dat een beroep doen op de bijstand een vrijwillige keuze is en dat er dus sowieso geen sprake kan zijn van verplichte arbeid.
Eveneens is het argument dat de tegenprestatie betaalde banen ‘inpikt’ niet steekhoudend. Dit argument is onterecht ontleend aan artikel 19 Grondwet, wat gaat over de bevordering van werkgelegenheid. De overheid zou met de tegenprestatie, behorende tot bestaanszekerheid (vastgelegd in artikel 20 Grondwet), namelijk zichzelf in de vingers snijden ten aanzien van de verplichting die voortvloeit ter bevordering van de werkgelegenheid. Echter de overheid heeft een ‘inspanningsverplichting’, wat geen individueel recht voor de burger oplevert. Zolang de overheid een beleid heeft dat de werkgelegenheid voldoende bevordert of de bestaanszekerheid van de bevolking voldoende zeker stelt, heeft de overheid aan die inspanningsverplichting voldaan. Hoewel het niet verstandig zou zijn voor het maatschappelijke sentiment dat andere arbeidsplaatsen worden ‘ingepikt’ door bijstandsgerechtigden, is dit vanuit het oogpunt van artikel 19 Grondwet (en de equivalenten in internationale verdragen) geen probleem.

Tot slot, hoe zit het dan met het argument dat de tegenprestatie voor de bijstandsuitkering aan zijn doel voorbij gaat? In de Memorie van Toelichting draagt Klijnsma een aantal redenen aan voor de invoering van deze arbeidsplicht, waaronder: het veiligstellen van de houdbaarheid van de socialezekerheidsregelingen, de bijstand activerender maken en het draagvlak in de maatschappij voor de bijstandsuitkering behouden. In deze argumenten wordt met geen woord over de re-integratie naar de arbeidsmarkt gerept. Dit is logisch, want artikel 9 lid 1 onder c Wet Werk en Bijstand verbindt geen re-integratiedoelstellingen aan de tegenprestatie.

Kortom, de argumenten die veelvuldig worden aangehaald wanneer de tegenprestatie voor de bijstandsuitkering ter sprake komt, komen dus voornamelijk voort uit onbegrip van het doel van de tegenprestatie. De argumenten zijn gestoeld op aannames die niet kloppen en zijn dus onjuist. Klijnsma heeft in woorden vervat waar het hier nu echt om draait: maatschappelijk draagvlak. De discussie zou moeten draaien om de korte doch complexe vraag: is er voldoende maatschappelijk draagvlak voor een systeem van bijstandsuitkeringen zonder tegenprestatie? De steun van de Nederlandse bevolking voor dit grondwettelijk recht zonder tegenprestatie is namelijk niet meer vanzelfsprekend.

Over de auteurs

Sietske Delen

Sietske Delen is student rechtsgeleerdheid aan Tilburg University.

Reacties

Andere blogs van Sietske Delen
De ontwikkeling van het legaliteitsbeginsel