Terug naar overzicht

Is de Nederlandse democratie aan herziening toe?


Een trend van dalende verkiezingsopkomsten, een dalend vertrouwen in de politiek, een afnemend ledenaantal bij politieke partijen en steeds meer regeringen die voortijdig ten val komen: is ons systeem van democratie aan verandering toe? Volgens David van Reybrouck wel. In zijn boek Tegen verkiezingen gaat hij in tegen het heersende idee dat democratie gelijk zou moeten staan aan verkiezingen. Daartegenover stelt hij een vurig pleidooi voor directe participatie van burgers in de politiek, geselecteerd door middel van loting. Van Reybrouck ervoer in België als een van de oprichters van de G1000 de bereidheid van gewone mensen zich in te zetten voor het algemeen belang. Van Reybrouck geeft daarnaast een scherpzinnige analyse van een aantal problemen in de democratische systemen van vandaag. Wat ging er mis? Wat is de oorzaak? En is loten de oplossing?

Volgens Van Reybrouck moet elk politiek systeem een balans zien te vinden tussen twee criteria: daadkracht en draagvlak. Democratie is het systeem waarin die balans lange tijd op succesvolle wijze is gevonden. Het probleem van onze democratieën vandaag de dag is dat zij kampen met grote problemen op beide vlakken.

Het afnemende draagvlak blijkt uit een trend van dalende verkiezingsopkomsten en afnemende ledenaantallen van politieke partijen: sinds de jaren zeventig gaan steeds minder mensen stemmen en zijn steeds minder mensen lid van een politieke partij. Ook de daadkracht van onze democratie neemt af: formaties nemen steeds meer tijd in beslag, regeringspartijen verliezen steeds vaker bij volgende verkiezingen, en grote bestuurlijke projecten worden steeds moelijker gerealiseerd. Privatisering, globalisering en samenwerking in Europa hebben de mogelijkheden voor politieke keuzes versmald. In het politieke debat worden kleine verschillen tussen partijen daarom steeds sterk uitvergroot, terwijl in werkelijkheid de keuzes veel beperkter zijn.

Van Reybrouck wijt de problemen aan de manier waarop wij onze politici selecteren: door verkiezingen. Het is volgens hem een misvatting om de woorden verkiezingen en democratie als synoniem te zien.
Voor die stelling valt zeker iets te zeggen. De kern van een democratisch systeem is de gelijkwaardigheid die het toekent aan alle burgers: iedere burger heeft evenveel te zeggen als de ander over de politieke beslissingen. Op de vraag waarom je vervolgens een verplichting hebt om je te onderwerpen aan de dwingende macht van de overheid (dit is de vraag naar legitimiteit) is het antwoord in een democratie: omdat je er net als iedere andere burger evenveel over te zeggen hebt gehad. Democratische verkiezingen zijn een concrete uitdrukking van dat democratische ideaal: iedereen een gelijke stem in periodieke verkiezingen. Maar met verkiezingen wordt het ideaal slechts in beperkte mate gerealiseerd. Tijdens verkiezingen moet je met één stem het beleid van zittende politici over meerdere jaren beoordelen en meteen ook voor de toekomst een inschatting maken. Voor wezenlijke invloed van burgers is daarom meer nodig dan verkiezingen. Het vereist een publieke sfeer: plekken en organisaties waarin burgers kunnen bijdragen aan het publieke debat en de inrichting van de samenleving, naast het geven van hun stem.

Tot en met de jaren zeventig zat het met de verbinding tussen burger en overheid redelijk goed. Door hun verbinding met maatschappelijke organisaties als vakbonden en eigen media, slaagden politieke partijen erin om de visies uit de samenleving te vertalen naar de politiek. In de jaren tachtig en negentig werd die verbinding verstoord. Vooral de media veranderden ingrijpend. Door de commercialisering van de media werden kijk-, luister- en leescijfers cruciaal. Verkiezingen zijn zo een gepolariseerd mediaspektakel geworden, waarin verschillen sterk worden uitvergroot.

Voor het vinden van een oplossing put Van Reybrouck uit de geschiedenis. Hij laat zien hoe verkiezingen vroeger gezien werden als tegenovergesteld aan de democratie. In de Atheense democratie werden de belangrijkste politieke ambten door middel van loting verdeeld, met veelvuldige rotatie. Dat had als doel om een grote groep burgers aan de politieke besluitvorming te laten deelnemen en te voorkomen dat er een politieke elite zou ontstaan. Er bestond geen fundamenteel onderscheid tussen burgers en politici. In de Renaissance werd het systeem van loting ook gehanteerd in Venetië en Florence. Weer later schreven de filosofen Montesquieu en Rousseau in hun werk over het elitaire karakter van verkiezingen.
De koppeling tussen democratie en loting verdween bij de Amerikaans en Franse revoluties. Niet het schaalverschil tussen Athene enerzijds en Frankrijk en Amerika anderzijds was daarvoor doorslaggevend. Men koos vooral voor verkiezingen omdat het een systeem is waarin de besten zouden regeren. Verkiezingen hebben een zeker aristocratisch karakter: gekozen politici worden namelijk gekozen op basis van bepaalde kwaliteiten waarmee zij zich onderscheiden van de rest.

Van Reybrouck stelt dat we nu weer een systeem van loting zouden moeten instellen. In ieder geval als aanvulling op ons huidige systeem van verkiezingen, maar mogelijk ook om het in de toekomst helemaal te vervangen. Zo’n systeem zou de legitimiteit van de politiek versterken, omdat het aan iedere burger de gelijke kans biedt om mee te besluiten. Zo biedt het tegenwicht tegen de vorming van een politieke elite. Tegelijkertijd zal het de politiek slagvaardiger maken, omdat gelote burgers niet herkozen hoeven te worden en zich niet hoeven te mengen in de electorale mediastrijd. Van Reybrouck pleit er voor om een gekozen kamer van het parlement, bijvoorbeeld de Nederlandse Eerste Kamer, te vervangen door een kamer van gelote burgers.

Het pleidooi van Van Reybrouck verdient serieuze overweging, maar loten is niet per definitie beter dan kiezen. Bij verkiezingen zijn burgers gelijken omdat iedereen een stem heeft. De invloed van die stem is wellicht beperkt, maar wel voor iedereen hetzelfde. Loting geeft slechts een gelijke kans om mee te kunnen beslissen en dat is een wezenlijk verschil. Minstens zo belangrijk is namelijk hoe groot de kans is om daadwerkelijk mee te doen. Een systeem waarbij een paar mensen alles krijgen en de rest niets, geeft aan mensen wel een gelijke kans, maar uiteindelijk is de uitkomst zeer ongelijk. Het risico van loting is dat we aan een kleine groep mensen belangrijke politieke bevoegdheden geven, zonder dat we vooraf kunnen bijdragen aan wat die groep gaat doen.

Het lijkt mij daarom beter om loting te zien als een waardevolle aanvulling op een systeem van verkiezingen. De waarde lijkt mij vooral dat het kan bijdragen aan een democratisch ethos en het versterken van de band tussen burger en politiek. Tijdens een conferentie vertelde een van de oprichters van de G1000 me hoe ze er bij de G1000 voor hadden gezorgd om ook deelnemers uit achtergestelde groepen mee te laten doen. Voor hen bleek deelname aan de G1000 alleen al uniek omdat ze nu wel drie keer per dag een maaltijd kregen. Als een systeem van loting bij kan dragen aan het betrekken van groepen mensen bij de politiek, die er nu vervreemd van zijn, dan moeten we het doen.

Dit artikel verscheen eerder op deFusie en in andere vorm op stuuf.nl

Over de auteurs

Nik de Boer

Nik de Boer is promovendus aan de Universiteit van Amsterdam.

Reacties

Andere blogs van Nik de Boer
Toetsing grondwet lost niet op!