Genocide in Gaza en de Bezetting van Palestina: Nederland kan niet wegkijken
Wat volgt is de tekst van de speech die Otto Spijkers uitsprak op 18 september 2025 voor de ingang van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag.
Dit is alweer de 88ste sit-in georganiseerd door de groep Ambtenaren en de Grondwet vóór de ingang van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze wekelijkse bijeenkomsten gaan vooral over wat het meest urgent is: het stoppen van de genocide in Gaza en het bereiken van een staakt-het-vuren.
De Nederlandse regering doet nauwelijks iets om dat doel dichterbij te brengen, terwijl de volkenrechtelijk adviseur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken al op 16 december van vorig jaar aangaf dat er reden was voor ernstige zorgen over de naleving door Israël van het Genocideverdrag, en dat dit betekende dat Nederland op basis van hetzelfde verdrag de plicht heeft zich in te spannen om genocide te voorkomen en dat bij het nalaten hiervan Nederland zelf aansprakelijk zal zijn.
Ondanks dit advies, heeft de nu oud-minister van Buitenlandse Zaken, Caspar Veldkamp, al bijna twee jaar volgehouden dat Nederland genoeg deed, en dat kritiek op zijn beleid vooral polariserend werkte. Hij beweerde zelfs, in een interview van 9 augustus 2025, dat, onder druk van een steeds “grimmiger publieke opinie” – daarmee leek hij te willen verwijzen naar de pro-Palestina demonstraties – zelfs zijn eigen ambtenaren hem niet meer durfden te adviseren. Hij stelde zichzelf dus op als een slachtoffer: hij wilde constant het goede doen, maar kreeg te veel tegenwerking, van alle kanten. En op 22 augustus is hij opgestapt.
Een door de Verenigde Naties gemandateerde onderzoekscommissie stelde op 16 September 2025 vast dat Israël genocide pleegt op de Palestijnen in Gaza. De Israëlische autoriteiten en veiligheidstroepen zijn volgens dit rapport verantwoordelijk voor het doden van Palestijnen in Gaza, onder meer door burgers opzettelijk als doelwit te kiezen; door het welbewust onthouden van voedsel, water en medicijnen aan burgers; door de ernstige mishandeling van gevangenen; en door het verhinderen van geboorten. Deze genocidale handelingen zijn volgens de commissie toe te schrijven aan de staat Israël, en die staat draagt dus de verantwoordelijkheid onder het internationaal recht voor genocide.
We hebben het daarmee niet meer over een risico op genocide. We zijn momenteel getuige van een genocide die al is begonnen en nog steeds voortduurt. Nederland moet er alles aan doen om deze genocide te stoppen. Doen we dat niet, zo waarschuwt de commissie, dan is ons land mogelijk medeplichtig.
Ik wil het ook hebben over het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024. Het Hof concludeerde in dit advies dat de aanwezigheid van Israël in de Palestijnse gebieden – dat is de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, en Oost-Jeruzalem – onrechtmatig is en dat hier zo snel mogelijk een einde aan moet komen.
Israël moest onder meer het in beslag genomen land en de eigendommen teruggeven aan de Palestijnen, de delen van de muur in Palestijns bezet gebied slopen, en Palestijnse ontheemden toestaan terug te keren naar hun thuisland. Het Israëlische nederzettingenbeleid bewerkstelligde volgens het Hof een vrijwel volledige scheiding tussen de kolonisten en de Palestijnse gemeenschappen op de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem, en diende ook om deze segregatie in stand te houden. Dergelijke praktijken van rassenscheiding en apartheid waren volgens het Hof verboden.
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties verwelkomde dit advies in september 2024. Nederland onthield zich destijds van stemming, wat overigens juridisch gezien geen enkele betekenis heeft. In deze resolutie stelde de Algemene Vergadering een deadline: uiterlijk 18 september 2025 moest de bezetting beëindigd zijn. Dat is dus vandaag. Maar de bezetting is niet beëindigd. Het is daarom een goed moment om stil te staan bij de juridische implicaties van de niet-naleving van het advies.
Wat betekent dit voor Nederland? Omdat de door Israël geschonden verplichtingen dwingendrechtelijk van aard zijn (jus cogens) – zoals het verbod op annexatie en apartheid en het recht op zelfbeschikking – gelden er voor derde staten, zoals Nederland, speciale plichten:
- Nederland mag op geen enkele manier bijdragen aan het in stand houden van Israëls illegale aanwezigheid in de Palestijnse gebieden.
- Handels- en investeringsrelaties die dit ondersteunen, moeten worden vermeden.
- Nederland moet zich onthouden van impliciete erkenning van de bezetting, bijvoorbeeld door de Nederlandse ambassade te verplaatsen naar Jeruzalem.
- Nederland heeft daarnaast de plicht om het bezettingsrecht en internationaal humanitair recht onder alle omstandigheden zelf te eerbiedigen, en ook te doen eerbiedigen.
Deze verantwoordelijkheid om te handelen kan niet worden afgeschoven op de EU: Nederland kan en mag zelfstandig sancties opleggen.
Wat heeft Nederland gedaan? In september 2024 schreef minister Veldkamp dat Nederland een ontmoedigingsbeleid voert: Nederlandse bedrijven wordt ontraden zaken te doen in nederzettingen, maar verboden is het niet. Hij wees ook op beperkte EU-sancties tegen enkele kolonisten. Veldkamp stelde destijds dat het kabinet zou onderzoeken of verdere stappen nodig waren.
Vandaag, een jaar later, is er nauwelijks iets veranderd. Nederland schuift de verantwoordelijkheid nog altijd vooral door naar de EU. Minister Veldkamp vroeg binnen de EU om een evaluatie van Israëls naleving van het mensenrechtenartikel uit het EU-Israël Associatieakkoord. Hij was zelf erg onder de indruk van dit initiatief, en noemde het in eerdergenoemd interview “een heel significant voorstel”. Die evaluatie heeft intussen plaatsgevonden, maar leidde tot weinig concreets.
Nederland heeft de EU helemaal niet nodig. Nederland mag volgens het internationaal recht ook zelfstandig sancties opleggen. Doet Nederland dat? Nederland heeft twee extremistische ministers Smotrich en Ben-Gvir persona non grata verklaard, maar die waren überhaupt niet van plan binnenkort een bezoek aan Nederland te brengen.
Een meer wezenlijke stap zou de erkenning van de Palestijnse staat zijn. Toch wuifde minister Veldkamp dat in het interview weg als een “sabelslag in een bak water: het ziet er spetterend uit, maar het doet weinig”. Hij zei dat erkenning van Palestina pas zinvol zou zijn als het onderdeel is van een vredesproces. “De Gazanen hebben er nu niet veel aan”, zo concludeerde hij. Maar dat is een miskenning: erkenning zou de Palestijnen juist nu politieke kracht en legitimiteit geven.
“Ik heb geen knop waarmee ik morgen de oorlog kan beëindigen” zei Veldkamp. Maar Nederland heeft heel veel knoppen om op te drukken: handelsrelaties, sancties, diplomatieke erkenning van Palestina, etc. Steeds zeggen dat Nederland te klein is of dat het op EU-niveau moet gebeuren, is feitelijk onjuist én een vorm van wegkijken.
De onafhankelijke internationale onderzoekscommissie inzake de bezette Palestijnse gebieden was heel helder: er is sprake van genocide, en alle landen zijn verplicht er alles aan te doen om dit te stoppen. Het advies van het Internationaal Gerechtshof was net zo helder: de bezetting is illegaal, apartheid is verboden, en het Palestijnse volk heeft recht op zelfbeschikking. Nederland kan zich daar niet aan onttrekken. Onze verantwoordelijkheid is politiek, moreel én juridisch. Handel dan ook daarnaar.
Reacties