Terug naar overzicht

Een gemengd kiesstelsel: democratie 2.0?


In mijn vorige bijdrage heb ik betoogd dat Kamerleden die de fractie verlaten en hun zetel meenemen, ook wel zetelroof genoemd, op zich geen probleem is. Sterker nog, het is zelfs wenselijk, om de machtsverhouding tussen politieke partijen en Kamerleden in evenwicht te houden. Dat zetelroof als onwenselijk wordt gezien, is meer een gebrek in het Nederlandse kiesstelsel. Het is nagenoeg onmogelijk voor lager geplaatste kandidaten om naamsbekendheid te krijgen, laat staan een eigen mandaat. Campagnes worden gevoerd op landelijk niveau tussen de lijsttrekkers. De overige kandidaten hebben weinig ruimte om persoonlijk campagne te voeren. Zij eindigen dan vaak met enkele duizenden stemmen, terwijl er voor een zetel normaal gesproken ruim 60.000 stemmen nodig zijn.[1]Dan is het ook niet zo vreemd dat men het unfair vindt wanneer deze Kamerleden de fractie verlaten en hun zetel meenemen. De oplossing die dan veelal genoemd wordt is het beperken van die mogelijkheid, of deze heel onaantrekkelijk te maken door spreektijd of de financiële tegemoetkoming te verminderen. Deze oplossingen tornen echter aan de onafhankelijkheid van de Kamerleden die is geregeld in het derde lid van artikel 67 van de Grondwet. Mijns inziens is het verstandiger te kijken naar een kiesstelsel waar de band tussen de kiezer en de volksvertegenwoordiger sterker is, zodat die Kamerleden die de fractie willen verlaten wél over dat mandaat beschikken. In deze bijdrage wil ik het wetsvoorstel uit 2004 voor een gemengd kiesstelsel bespreken.[2]

Om bij het begin te beginnen. In 1993 oordeelde de commissie-Deetman dat er een legitimiteits- en kwaliteitscrisis heerste in de politiek. Daarop werd de commissie-De Koning ingesteld die ging bekijken hoe de gebrekkige band tussen de kiezer en gekozene verbeterd kon worden. De commissie wees een districtenstelsel naar Duits model af. Het Kabinet-Kok I kwam echter toch met een voorstel voor een gemengd kiesstelsel, waarbij de helft van de kandidaten gekozen zou worden in meervoudige kiesdistricten en de andere helft op de oude wijze. Dit voorstel is door de Tweede Kamer verworpen. Het duurde tot 2003 voordat het kabinet-Balkenende II met een nieuw concreet voorstel kwam. Deze zetels zouden op dezelfde manier als bij ons huidige kiesstelsel worden verdeeld. De verdeling van de zetels over de kandidaten zou echter veranderen; de helft van de kandidaten die de zetels in zouden nemen zou gekozen worden in meervoudige kiesdistricten, de andere helft via de (landelijke) kandidatenlijsten. Hierdoor zou volgens het kabinet de band tussen de kiezer en gekozene versterkt worden. Uiteindelijk is het voorstel door de opvolger van de verantwoordelijke minister weer ingetrokken.

Het Nederlandse kiesstelsel blijft volgens het voorstel dus grotendeels hetzelfde; de zetels worden nog steeds op de huidige manier toebedeeld en het is zelfs mogelijk om op de landelijke lijst nog steeds een voorkeursstem uit te brengen. Het grote verschil is dat de helft van de kandidaten die normaal op de landelijke lijsten staan, nu direct gekozen wordt in de districten. De winnaars in de districten nemen dan de plekken in van ‘die Kamerleden waar nog nooit iemand van gehoord heeft’.

Wat het kiesstelsel zo bijzonder maakt is dat het eigenlijk een geëvolueerde versie is van het huidige kiesstelsel. Om te beginnen blijft het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, waar we in Nederland trots op zijn, bestaan. Kiezers bepalen met hun eerste stem namelijk op welke partij ze stemmen. Bijgevolg is dan ook dat een minimaal aantal stemmen verloren zal gaan, net zoals in het huidige stelsel. Aan de zetelverdeling in de Tweede Kamer verandert dus niets. De belangrijkste verandering is eigenlijk dat kiezers meer zeggenschap krijgen over wie er in de Kamer komt. Kandidaten zullen zich regionaal moeten profileren, maar misschien nog belangrijker: ze zullen zich moeten verantwoorden. Als kandidaten hun beloftes niet nakomen zullen kiezers minder snel geneigd zijn om hen wederom te verkiezen.

Dat de overige 75 kandidaten in het voorstel op de huidige manier worden verdeeld, biedt tweeërlei voordeel; enerzijds kan de partijtop landelijk campagne blijven voeren en zo de grote lijnen van het verkiezingsplan verkondigen en verdedigen. De eenheid van de partij blijft daardoor gewaarborgd. Anderzijds biedt het partijen de mogelijkheid om “evenwichtige fracties”samen te stellen. Dit laatste is een veelgenoemd argument van politieke partijen tegen veranderingen in het kiesstelsel. Er is (bijna) een angst dat kandidaten die uit een regio komen vreemden zijn en niet van wanten weten. Wat dan wordt vergeten, of welbewust achterwege wordt gehouden, is dat partijen ook de kandidatenlijsten van de districten goedkeuren. Het is natuurlijk niet zo dat Henk en Ingrid zichzelf zomaar op de kandidatenlijst kunnen zetten van de PVV. Groep Wilders zal deze lijst moeten samenstellen en goedkeuren.

Hoe zou het voorstel zich verhouden tot artikel 50 van de Grondwet? Dit artikel stelt dat de Staten Generaal het hele Nederlandse volk moet vertegenwoordigen. Men kan stellen dat kandidaten, gekozen in districten, dus juist de belangen van een bepaald gebied gaan behartigen. Of dat in ieder geval dat gevaar bestaat. Ik denk dat dit geen, of nagenoeg geen, problemen op gaat leveren. Districtskandidaten maken naast de kandidaten van de landelijke lijst gewoon deel uit van de fractie en behoren ze tot een politieke partij. Daarbinnen is natuurlijk ruimte voor discussie mogelijk. Wat het voordeel is bij een gemengd kiesstelsel is dat bij de fractievergadering dan ook regionale vertegenwoordiging aanwezig is. Dat wanneer een standpunt gevormd wordt ook zij haar zegje kan doen en wellicht een het standpunt van de fractie veranderen. Dat zij in districten zijn gekozen betekent niet dat zij een vreemde entiteit zijn die bij het minste of geringste de fractie zullen verlaten. En laten we een kat een kat noemen, regionale vertegenwoordiging en cliëntelisme komen nu ook al voor in de Tweede Kamer. Denk dan vooral aan de Partij voor de Dieren, 50+ en de PVV. In hoeverre kun je zeggen dat zij het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen?

We kunnen er niet omheen dat we in Nederland wel één van de makkelijkste kiesstelsels ter wereld hebben. Maakt een gemengd kiesstelsel dit niet nodeloos ingewikkeld? Als men dit argument aanhaalt dan verwijst men vaak naar het Duitse gemengde kiesstelsel. Een vergelijking die eigenlijk niet gemaakt kan worden, omdat het gemengde kiesstelsel uit het wetsvoorstel op de belangrijkste punten anders is. Zo wordt in het Nederlandse voorstel het Überhangmandat (de situatie dat meer kandidaten in districten winnen dan dat de partij aan zetels krijgt) voorkomen door meervoudige kiesdistricten in te stellen. Hierdoor is de kans uiterst klein dat er een overschot ontstaat. En als die zich dan toch voordoet dan worden daarvoor de restzetels gebruikt. Voor de kiezer veranderd eigenlijk weinig; naast zijn stem op een partij (of kandidaat van voorkeur) stemt hij op een districtskandidaat naar voorkeur.

Om tenslotte nog even terug te komen op de “zetelrovers”. De insteek van dit kiesstelsel is niet om het zetelroven een halt toe te roepen. Mijns inziens is het een belangrijk goed dat Kamerleden de mogelijkheid hebben de fractie te verlaten. Ik betoog vooral dat het belangrijk is dat het kiesstelsel de mogelijkheid moet bieden om zoveel mogelijk Kamerleden een sterk mandaat te geven. Dat Kamerleden met een sterk mandaat dan sneller de fractie zouden verlaten lijkt mij niet waarschijnlijk. De fractie verlaten is veelal een principekwestie en over het algemeen politiek zelfmoord. Dat zal in de toekomst niet anders zijn. Bovendien kunnen Kamerleden met een sterk mandaat sneller serieus genomen worden dan Kamerleden met slechts enkele duizenden stemmen.

Er is geen perfect kiesstelsel, een stelsel zonder nadelen waar iedereen tevreden is. Dat betekent echter niet dat we niet moeten streven naar perfectie. Zeker wanneer een fors deel van de bevolking ontevreden is over de politiek. In een recent onderzoek van het CBS bleek dat nog geen 35 procent van de ondervraagden heeft vertrouwen in de Tweede Kamer. Vooral in landelijke gebieden hadden respondenten weinig vertrouwen.[3]We zoeken dus een stelsel waar de afstand tussen de kiezer en volksvertegenwoordiger kleiner is, maar we toch onze kernwaarden van het huidige stelsel behouden. Ik geloof dat het gemengde kiesstelsel beide doet; enerzijds blijven de principes van ons huidige kiesstelsel behouden en anderzijds krijgen kiezers meer invloed op, en bovenal, meer binding met de volksvertegenwoordiging. Dat zullen Henk en Ingrid vast en zeker toejuichen!

 


[2]29 986 Wijziging van de Kieswet tot invoering van een gemengd stelsel voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Wet wijziging kiesstelsel Tweede Kamer)
[3]http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/overheid-politiek/publicaties/artikelen/archief/2015/meer-vertrouwen-in-eu-dan-in-tweede-kamer.htm, geraadpleegd 19 oktober 2015.
Op de illustratie valt vooral op dat er een laag vertrouwen in in Limburg, Zeeland, en Oost-Groningen/ Drenthe.

Over de auteurs

Robin de Zeeuw

Robin de Zeeuw studeerde Staats- en bestuursrecht aan Tilburg University.

Reacties

Andere blogs van Robin de Zeeuw
Waarom zetelroof moet blijven, maar dan anders