Crisis in het demissionaire kabinet-Schoof
Afgelopen vrijdag verliet minister Veldkamp voortijdig de ministerraadvergadering. Hij kondigde zijn ontslag aan omdat naar zijn zeggen de ministers van VVD en BBB in de ministerraad hem niet tegemoet wilden komen in zijn voornemen extra maatregelen te treffen ten aanzien van Israël vanwege de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. “Ik heb er onvoldoende vertrouwen in dat dat de komende weken, maanden anders zal zijn, als ik zo in mijn ruimte word beperkt om zelf het beleid te voeren dat ik nodig acht. Ik ga naar huis en ga een ontslagbrief schrijven,” zo deelde hij de verzamelde pers mede.
De overige NSC-bewindslieden verklaarden vervolgens het voorbeeld van hun collega Veldkamp te volgen en ontslag te nemen. De VVD liet in een verklaring weten “zeer verbaasd te zijn dat NSC plots uit het kabinet stapt.” Volgens de VVD was het kabinet in gesprek om effectieve maatregelen tegen de regering-Netanyahu te nemen. “Midden in dat gesprek weglopen en het demissionaire kabinet verder verzwakken is onverantwoord,” aldus de VVD. Minister-president Schoof noemde het vertrek van de NSC-bewindslieden onverantwoord. De BBB oordeelde dat NSC, de partij van goed bestuur, Nederland zo stuurloos achterlaat.
De vraag is welke consequenties het vertrek van de NSC-bewindslieden uit het kabinet heeft. Wat betekent dat vertrek staatsrechtelijk voor de positie van het kabinet? En is Nederland nu echt stuurloos geworden?
Na het vertrek van Geert Wilders en zijn ‘partij’ uit de regeringscoalitie van het kabinet- Schoof begin juni van dit jaar is, zoals bekend, ontslag verleend aan de PVV-bewindslieden en hebben de bewindslieden van de overige drie regeringspartijen (VVD, NSC en BBB) hun portefeuilles ter beschikking gesteld, waarna het kabinet als demissionair rompkabinet vervolgens de verantwoordelijkheid heeft genomen om de Tweede Kamer te ontbinden en vervroegde verkiezingen te houden op 29 oktober aanstaande.
Wanneer een regeringscoalitie uit elkaar valt en het kabinet daardoor niet langer kan steunen op het vertrouwen van een parlementaire eerderheid is het niet ongebruikelijk in de Nederlandse staatkundige praktijk dat op deze wijze een uitweg uit de ontstane politieke crisis wordt gezocht. Na de vervroegde verkiezingen kan een nieuw kabinet worden gevormd dat weer wel kan rekenen op het vertrouwen van een parlementaire meerderheid. Het demissionaire kabinet heeft in de tussentijd als taakstelling de lopende zaken te behartigen, oftewel al datgene te verrichten wat zij in het belang van het Koninkrijk noodzakelijk achten. De demissionaire status brengt echter geen wijziging in de bevoegdheden van de regering en ministers. Zij zijn en blijven verantwoording schuldig aan het parlement.
Het een en ander kan in de praktijk betekenen dat een demissionair kabinet in afwachting van de vorming van een nieuw kabinet na de verkiezingen een zeer beperkte taakstelling heeft en niet meer doet dan op de winkel passen. Maar het is ook mogelijk dat zo’n demissionair kabinet in de praktijk een ruimere taakstelling krijgt, bijvoorbeeld wanneer er een langere periode overbrugd moet worden tot de verkiezingen. Uiteraard is het daarbij van belang dat het demissionaire kabinet daarvoor steun verwerft van een parlementaire meerderheid. De gang van zaken rond het demissionaire kabinet-Rutte I in 2012 is hiervan een voorbeeld: een meerpartijenakkoord (Lente-akkoord of Kunduz-akkoord) tussen de regeringsfracties van VVD en CDA met de oppositiefracties van D66, GroenLinks en ChristenUnie bezorgde het demissionaire kabinet een ruimere taakstelling. Voorwaarde is wel dat het parlement medewerking wil verlenen en niet zoveel mogelijk onderwerpen van regeringsbeleid en wetgeving controversieel verklaart.
Uitgangspunt is dat de vertrouwensregel niet meer werkt ten aanzien van het kabinet, dat immers al ontslag heeft aangeboden. De Kamer kan nog wel het vertrouwen opzeggen in afzonderlijke ministers en hen tot (het verlenen van) ontslag dwingen.
Binnen het demissionaire kabinet blijft het in art. 45 Grondwet verankerde beginsel van de homogeniteit van de ministerraad onverkort gelden. De ministerraad wordt geacht de eenheid van het regeringsbeleid te bevorderen. De ministers zijn gebonden aan de besluiten van de ministerraad en mogen niet tegen besluiten van de raad ingaan (art. 12 RvOMR). De ministerraad dient als eenheid naar buiten op te treden. De beraadslagingen in de raad zijn geheim (art. 26 RvOMR).
De politieke crisis van afgelopen vrijdag is ontstaan tegen de achtergrond van de werking van dit beginsel van de homogeniteit van de ministerraad. In de raad bleek het niet mogelijk eenheid van regeringsbeleid te bereiken over een hoofdpunt van buitenlands beleid, het te voeren beleid ten aanzien van Israël. De verantwoordelijke minister trok hieruit de consequentie om op te stappen. In het verleden is het herhaaldelijk voorgekomen dat demissionaire ministers om uiteenlopende redenen voortijdig opstapten. De politieke crisis van afgelopen vrijdag is echter in die zin uniek, dat voor het eerst in de parlementaire geschiedenis niet alleen de betrokken minister maar alle bewindslieden van de betreffende regeringspartij in het demissionaire (romp-)kabinet gezamenlijk opstapten.
Staatsrechtelijk valt op deze handelwijze weinig af te dingen. Het ligt voor de hand dat de betrokken minister consequenties verbindt aan het ontbreken van eenheid van regeringsbeleid op in dit hoofdpunt van buitenlands beleid. Hij kan dat beleid immers niet meer voor zijn verantwoordelijkheid nemen. En het staat de andere ministers van de betrokken regeringspartij eveneens vrij om aan het vertrek van hun collega bewindspersoon consequenties te verbinden. Een dergelijk uiteenvallen van een regeringscoalitie kan zich voordoen bij een volwaardig kabinet, maar ook bij een demissionair kabinet.
Ook voor de staatsrechtelijke positie van het demissionaire kabinet heeft het vertrek van de NSC-bewindslieden als zodanig geen gevolgen. Het kabinet was al demissionair en behoudt die positie. Uiteraard zal voorzien moeten worden in de opengevallen ministersposten. Het is daarbij niet ongebruikelijk dat demissionaire staatssecretarissen doorschuiven naar ministersposten. Of men zoekt nieuwe ministers, die na hun benoeming geacht worden eveneens demissionair te zijn.
Het demissionaire kabinet berust door het vertrek van de NSC-bewindslieden op een regeringscoalitie van twee partijen (VVD en BBB), en kan daardoor steunen op een nog kleinere minderheid in het parlement, maar het kabinet had voor het uitbreken van deze unieke politieke crisis ook slechts minderheidssteun in het parlement.
De BBB- stellingname dat het land stuurloos is geworden is wellicht vooral ingegeven door emoties, maar overigens tamelijk onzinnig. Stuurloos zou het land zijn zonder regering, maar daarvan is geen sprake. Overigens gaat de Grondwet ervan uit dat er altijd een regering is, met ministers en een minister-president en een ministerraad, dus dat iedereen uit het kabinet opstapt is uit den boze en gaat niet gebeuren.
De vraag is of het opstappen van de NSC-bewindslieden, zoals premier Schoof stelt, onverantwoord is. Wellicht hangt hiermee samen dat het demissionaire kabinet naar verluidt de ambitie had van een ruimere taakstelling, waarbij het nog belangrijke beslissingen wilde nemen op moeilijke dossiers, zoals stikstof en woningbouw. Tegen die achtergrond zou het vertrek van het NSC-smaldeel onverantwoord zijn.
Het is echter de vraag of die ambitie van een ruimere taakstelling en belangrijke beslissingen op hoofdpunten van regeringsbeleid realistisch was. Weliswaar waren na de val van het kabinet in juni maar weinig onderwerpen in het parlement controversieel verklaard, maar daarmee stond nog niet vast dat het demissionaire kabinet steun zou krijgen van een parlementaire meerderheid. Bovendien leek de samenwerking tussen de overgebleven drie coalitiepartijen bepaald niet vlekkeloos te verlopen getuige de gang van zaken bij de behandeling van de asielwetgeving (stemming over het amendement betreffende strafbaarstelling van illegaliteit). Toen bleek al van serieuze verdeeldheid tussen de drie overgebleven regeringspartijen.
Bij het ontbreken van voldoende vertrouwen binnen de regeringscoalitie van het demissionaire rompkabinet heeft het weinig zin om grote ambities te koesteren over nog te nemen maatregelen. Wanneer de politieke bereidheid ontbreekt om tot overeenstemming te komen in de ministerraad over hoofdpunten van regeringsbeleid, dan is het niet realistisch een ruime taakstelling voor het kabinet na te streven.
Bovendien ontbreekt in dit kabinet een minister-president die in staat is om in de ministerraad tegenstellingen te overbruggen en compromissen te bereiken. In een dergelijke constellatie valt er voor het kabinet niet veel meer te doen dan heel bescheiden op de winkel te passen. Meer zit er voor dit krakkemikkige kabinet niet in. Op zich is dat ook niet zo’n probleem. Over twee maanden staan immers de verkiezingen voor de deur. Het is wel te hopen dat deze keer na die verkiezingen snel een kabinet wordt gevormd dat wel kan rekenen op een stabiele parlementaire meerderheid.
Reacties