Terug naar overzicht

#6: De lange weg naar een gezonde samenleving


Volgens onze Grondwet en diverse mensenrechtenverdragen rust er een duidelijke taak op de overheid: het beschermen en bevorderen van onze gezondheid. Dat is een stevige opdracht; een die de laatste jaren vooral wordt beantwoord met een stortvloed aan akkoorden. We hebben het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Nationaal Preventieakkoord (NPA), Sportakkoord II, het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA), en sinds kort ook de Samenhangende Preventiestrategie en het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA). Daarnaast bestaat er  nog een Landelijke Nota Gezondheidsbeleid die richting moet geven aan al het bovenstaande. Gemeenten sluiten op hun beurt weer tal van eigen lokale en regionale akkoorden om de veelheid aan landelijke nota’s en afspraken te vertalen naar de lokale praktijk.

Het idee achter al die akkoorden is mooi: betere samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en maatschappelijke organisaties. In de praktijk leidt het helaas vaak tot versnippering, bestuurlijke drukte en tijdelijke projecten die verdwijnen zodra het startbudget op is. Structurele financiering is schaars, en de regie blijft diffuus.

Toch valt er ook iets positiefs te zeggen: gezondheid staat inmiddels stevig op de politieke agenda. En met name preventie krijgt meer aandacht dan voorheen. Hendriks en Toebes schreven in hun verkiezingsblog van 2023 al dat preventie hoger op de agenda moet komen. Het nalaten van preventie resulteert immers in een (nog) groter beroep op de curatieve zorg. Gelukkig zijn zij niet de enigen die pleiten voor meer aandacht voor preventie. De Raad voor de Volksgezondheid & Samenleving schreef in 2021 al dat preventie de sleutel is om gezondheidsachterstanden aan te pakken, en staatssecretaris Maarten van Ooijen schreef in 2022 een “preventiebrief” waarin hij oproept tot extra investeringen in preventie, met bijzondere aandacht voor thema’s zoals tabaksontmoediging, een gezonde voedselomgeving en schadelijk alcoholgebruik.

Het kabinet-Schoof reageerde hierop door in het hoofdlijnenakkoord op te nemen dat preventie “meer centraal” staat en door te streven naar een “gezonde generatie” in 2040. Mooie woorden, maar ondertussen is er stevig bezuinigd op preventie en blijven de doelen van het Nationaal Preventieakkoord buiten bereik. Nieuwe verkiezingen betekenen nieuwe kansen om de balans te herstellen en preventie echt op de beleidsagenda te zetten. In deze blog maak ik daarom een rondgang langs de verkiezingsprogramma’s van verschillende politieke partijen: BBB, CDA, CU, D66, GroenLinks-PvdA, FvD, VVD en PVV. Hierbij ligt de focus op preventie via een gezonde levensstijl en leefomgeving.

De verkiezingsprogramma’s onder de loep
Wie de verkiezingsprogramma’s van 2025 doorleest, krijgt al snel de indruk dat gezondheid een belangrijk thema is. Vrijwel elke partij rept over een “gezonde samenleving” of een “gezonde leefomgeving”. Maar wie beter kijkt, ziet dat de invulling van die termen nogal uiteenloopt.

Neem de BBB. Met de slogan “Van zorg naar gezondheid” lijkt het programma veelbelovend, maar na die eerste kreet blijft het opmerkelijk stil. Er wordt “meer aandacht gevraagd” voor bewegen en gezond eten op scholen, en “blijvende aandacht” voor leefstijlbevordering. Helaas missen concrete maatregelen om dit te bewerkstelligen. Wel wordt stevig ingezet op gezonde woningen. BBB wijst op de gezondheidsrisico’s van schimmelwoningen en wil dat de overheid woningcorporaties hier steviger op aanspreekt. Ook pleit de partij voor het isoleren van huizen, niet alleen vanwege duurzaamheid, maar ook vanwege comfort en gezondheid. Daarmee raakt BBB aan een belangrijk, vaak onderbelicht thema: de kwaliteit van de leefomgeving als gezondheidsfactor.

Het CDA gaat een stap verder. De partij presenteert een batterij aan maatregelen die preventie tastbaar maken. Gratis schoolfruit, een brede suikerbelasting, de rookleeftijd naar 21 jaar, een verbod op wegwerpvapes, en een verbod op kindermarketing voor ongezonde producten. Ook supermarkten, scholen en sportkantines moeten bijdragen aan een gezondere samenleving middels een gezond aanbod van eten en drinken. Daarnaast heeft sport een centrale plek in het partijprogramma; niet zozeer als preventie-instrument, maar als sociaal bindmiddel. Een gemiste kans, want bewegen is meer dan gezelligheid. Het is de goedkoopste manier om de volksgezondheid te bevorderen.

De ChristenUnie pakt het op haar beurt stevig aan. Wie hun programma leest, ziet dat ze het preventieprincipe zeer serieus nemen. Accijnzen op tabak en alcohol gaan verder omhoog, er komen heffingen op suiker en ongezonde producten, en een verbruiksbelasting op e-sigaretten. Het Nieuw-Zeelandse rookbeleid, waarbij de verkoop van tabak blijvend verboden wordt aan iedereen geboren na 2008, moet ook in Nederland worden ingevoerd. Alcohol moet duurder worden en minder zichtbaar in het straatbeeld. Met hetzelfde volksgezondheidsargument wil de partij een einde maken aan coffeeshops, het wietexperiment, de gokindustrie en porno. De achterliggende gedachte is: wat schadelijk is voor lichaam of geest, hoort niet genormaliseerd te worden. De vraag is wel: waar eindigt gezondheidsbevordering en waar begint moralisering?

D66 kiest daarentegen voor een heel andere invulling van diezelfde onderliggende rationale. Vanuit hetzelfde doel om de volksgezondheid te beschermen, pleit D66 er juist voor om drugs te reguleren “waar dat kan” en te bestrijden “waar dat nodig is”. Cannabis moet gereguleerd worden, en ook met gereguleerde XTC wil D66 experimenteren. Daarmee keert de partij in feite terug naar de nuchtere en pragmatische Nederlandse aanpak van de jaren ’70, toen het primaire uitgangspunt van het drugsbeleid volksgezondheid was in plaats van criminaliteitsbestrijding. In de tussentijd heeft het Nederlandse beleid een verschuiving doorgemaakt: repressie en criminaliteitsbestrijding zijn dominant geworden, terwijl bescherming van de volksgezondheid een ondergeschoven kindje is geraakt. Ondertussen hebben landen als Uruguay, Canada en Duitsland het oude Nederlandse idee overgenomen en gemoderniseerd. D66 wil die lijn nu weer oppakken, en herinnert daarmee aan wat Nederland ooit internationaal op de kaart zette: een gezondheidsgerichte benadering van drugs, die momenteel op nationale schaal onder druk staat.

Verder kiest D66 met de slogan “Het kan wél” voor optimisme en ambitie: de partij wil toewerken naar de “gezondste generatie ooit”. En dat begint, zo stelt D66, bij het aanpakken van armoede en schulden, goed wonen, en investeren in onderwijs. Daarmee raakt de partij aan een belangrijke waarheid: gezondheid is niet iets wat in de spreekkamer begint, maar op straat, op school en in de supermarkt. D66 wil gezonde keuzes makkelijker maken, groene buurten stimuleren en mondgezondheid verbeteren door de jaarlijkse tandartscontrole weer in het basispakket op te nemen. Ook sport en bewegen heeft een plek in het programma, al blijft onduidelijk hoe dat in de praktijk vorm krijgt. Opvallend genoeg besteedt de partij geen expliciete aandacht aan alcohol of tabak.

Waar D66 preventie omarmt, ziet FvD het vooral als betutteling. De partij wil de steun voor het Nationaal Preventieakkoord intrekken, accijns op tabak verlagen naar €2, en horecaondernemers en sportkantines zelf laten bepalen of er gerookt mag worden. De overheid moet zich, aldus FvD, verre houden van persoonlijke keuzes en zeker van “ondemocratische organisaties zoals de WHO”. In diezelfde adem pleit de partij voor volledige legalisering van softdrugs; mensen hebben het recht “zelf te bepalen wat ze innemen”. FvD ziet gezondheid niet als een collectieve verantwoordelijkheid, maar als een individuele vrijheid. Dat klinkt aantrekkelijk, tot je bedenkt dat de rekening van die vrijheid vaak bij de curatieve zorg terechtkomt.

Aan de andere kant van het spectrum staat GroenLinks-PvdA, waar gezondheid als rode draad door het hele programma loopt. De partij pleit voor een wettelijk recht op een gezonde leefomgeving en koppelt volksgezondheid aan beleidsterreinen als wonen, klimaat, onderwijs, landbouw, economie en digitalisering. Het programma leest als een pleidooi voor gezond beleid in plaats van gezondheidsbeleid: een verbod op PFAS en landbouwgif, strengere regels voor bestrijdingsmiddelen, investeren in schone lucht en schoon drinkwater, en gezondere voeding op scholen. De partij wil een wettelijke grens aan de hoeveelheid suiker in producten, en wil sporten actief stimuleren via scholen, verenigingen en buurtvoorzieningen. Het Nationaal Preventieakkoord wordt expliciet omarmd. De partij wil roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik terugdringen en stelt de tabaksindustrie aansprakelijk voor de schade die ze veroorzaakt. Wegwerpvapes verdwijnen uit het straatbeeld en accijnzen stijgen. Tegelijkertijd wil GroenLinks-PvdA softdrugs legaliseren (inclusief MDMA) om criminaliteit en gezondheidsrisico’s terug te dringen. Waar D66 de liberalisering inzet vanuit volksgezondheid, doet GroenLinks-PvdA dat vanuit een combinatie van gezondheids- en veiligheidsargumenten.

De VVD houdt vast aan haar klassieke uitgangspunt: eigen verantwoordelijkheid. Een ongezonde leefstijl door roken, alcohol of gebrek aan beweging moet volgens de partij worden voorkomen. Hoe precies, blijft in het midden. Wel wil de VVD bindende afspraken maken met producenten en supermarkten over gezonder eten en drinken. Er moet bovendien een investeringsmodel komen dat inzicht biedt in wat preventie kost en oplevert. Preventie is daarmee dus niet de kern van het beleid, maar eerder een kosten-batenpost: interessant zolang het rendement aantoonbaar is.

Tot slot laat de PVV gezondheid grotendeels links liggen. In het tienpuntenplan komt het woord niet voor, en in het hoofdstuk over zorg ontbreekt elk spoor van preventie, leefstijl of leefomgeving. Waar andere partijen nog worstelen met de balans tussen vrijheid en volksgezondheid, lijkt de PVV het onderwerp simpelweg links te laten liggen.

Conclusie
Een gezonde samenleving begint met preventie en het creëren van een leefomgeving die gezondheid vanzelfsprekend maakt. Deze rondgang langs de verkiezingsprogramma’s laat zien dat de schets van zo’n samenleving niet voor alle partijen hetzelfde is. Waar de rol van de overheid in de curatieve zorg breed wordt omarmd en concreet uitgewerkt, blijft preventie vaak steken in abstracties en goede bedoelingen, of wordt zij slechts gekoppeld aan een beperkt aantal onderwerpen. Ondertussen nemen de gezondheidsverschillen in Nederland toe. De levensverwachting van mensen met een lagere sociaaleconomische positie blijft achter, en leefstijlgerelateerde aandoeningen drukken steeds zwaarder op ons zorgstelsel.

Preventie en een gezonde leefstijl zijn niet alleen in het belang van het individu, maar ook van de samenleving als geheel. Ze verlagen de zorgkosten, versterken de arbeidsmarkt en dragen bij aan gelijke kansen op gezondheid. Dat vraagt om een overheid die haar grondwettelijke taak om de volksgezondheid te bevorderen serieus neemt. In plaats van wéér nieuwe akkoorden en strategieën te formuleren, zou de nieuwe regering beter kunnen inzetten op de uitvoering en versterking van bestaande afspraken, zoals het Nationaal Preventieakkoord en het Gezond en Actief Leven Akkoord. Wat nodig is, zijn niet meer ambities, maar meer moed: moed om marketing en beschikbaarheid van alcohol, nicotine en ongezonde voeding te beperken, moed om accijnzen te verhogen waar dat effectief is, en moed om preventie structureel te financieren in plaats van projectmatig te subsidiëren. Want structurele problemen vragen om structurele middelen. Gezondheid mag geen tijdelijk project zijn dat bij elke kabinetswisseling opnieuw moet worden opgepakt.

Er is één hoopvol punt van consensus: vrijwel alle partijen erkennen dat een gezonde samenleving essentieel is. De vraag blijft echter of de nieuwe regering haar grondwettelijke taak om de volksgezondheid te beschermen en te bevorderen daadwerkelijk ter harte zal nemen. De koers die de regering zal volgen, hangt sterk af van de partijen die het kabinet zullen vormen. De verkiezingsprogramma’s laten zien dat het pad naar een gezonde samenleving breed uiteenloopt, en dat preventie vaak nog steeds achterblijft. De lange weg naar een gezonde samenleving is dus nog allesbehalve geplaveid.

Over de auteurs

Michelle Bruijn

Michelle Bruijn is hoogleraar Regulering van veiligheid en gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Verkiezingen 2025
#5: ‘Caribische dossiers’ voor de nieuwe Tweede Kamer
Verkiezingen 2025
#4: Bestaanszekerheid anno 2025
Verkiezingen 2025
#3: Migratie
Verkiezingen 2025
#2: Vernieuwing van het kiesstelsel en oog voor ‘de regio’
Verkiezingen 2025
#1: Een rechtsstatelijk stemadvies: naar meer grip van burgers op steeds ongrijpbaarder overheidsmacht