Te heet onder onze voeten – planetaire grenzen als ijkpunt voor beleid
Deze zomer verscheen een opvallend advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, een wettelijk adviescollege voor regering en parlement. Onder de titel ‘Te heet onder onze voeten’ kwam een rapport uit dat voor Haagse begrippen als radicaal gezien kan worden. Wat in dit advies gebeurt is niet alleen vernieuwend, maar een poging tot paradigm shift. In deze bijdrage leggen we uit waarom, en plaatsen we het rapport in de context van de snelle internationale ontwikkelingen op het vlak van klimaat en mensenrechten.
De inhoud van het advies
De centrale premisse van het advies: gezond samenleven kan alleen op een gezonde planeet, daar is nu geen sprake (meer) van. Bestaand beleid is onvoldoende: wij zijn de ijsbeer op de smeltende ijsschots van Al Gore’s An inconvenient truth.
Tot zoverre redelijk normale Haagse taal, maar dan: “Om wél te komen tot gezond samenleven binnen planetaire grenzen, zijn fundamentele veranderingen noodzakelijk. Allereerst, en bovenal, betekent dit dat we gezond samenleven binnen planetaire grenzen centraal moeten stellen.” Dat betekent volgens de raad ook: “Het is nodig om verder te kijken dan de kosten en baten op korte termijn, maar juist ook naar de kosten en baten op langere termijn, waarbij zaken als gezondheid, beschikbaarheid van voedsel en drinkwater en bestaanszekerheid worden meegenomen.” Tot slot wijst de raad erop dat het essentieel is expliciet aandacht te hebben voor een rechtvaardige verdeling. Wie al kwetsbaar is, ondervindt vaak de meeste nadelen van het overschrijden van planetaire grenzen.
Om het concreet te maken: in Nederland vallen volgens het advies jaarlijks 660 hittedoden, waarvan er 250 te wijten zijn aan klimaatverandering. Dit naast de bijdrage van klimaatverandering aan hart- en vaataandoeningen, luchtwegproblemen, huidkanker, en mentale klachten. En wie de pers deze zomer openslaat, ziet hoe toenemende stijgende prijzen met name voor de meest kwetsbaren in de samenleving tot problemen gaan leiden (bijvoorbeeld een toenemende zomerse energierekening of hogere voedselkosten).
Jammer genoeg werkt dit advies grond- of mensenrechten niet uit. Zo blijft onduidelijk wat de voorgestelde ‘fundamentele verandering’ voor onze rechten en verplichtingen betekent. Op dat aspect gaan we in deze blog nader in.
Het advies in zijn bredere (internationale) context
Het helpt in onze ogen om die link met fundamentele rechten te leggen om het advies concreet en toetsbaar te maken voor politiek en openbaar bestuur. Te beginnen met de in de Nederlandse politiek grotendeels gemiste Neubauer-uitspraak in 2021 van het Duits Constitutioneel Hof. Die uitspraak toetste op grond van de Duitse grondwettelijke zorgplicht de Duitse klimaatwet aan een ‘planetaire grens’: het koolstofbudget. Dat is de hoeveelheid CO2 die nog uitgestoten kan worden om binnen de afgesproken 1,5-2 graden opwarming te blijven.
Uit die grens ontleent het Hof de eingriffsähnliche Vorwirkung van CO2-uitstoot. Er is een anticiperende, inbreuk-vergelijkbare, inmenging in onze mensenrechten als die uitstoot leidt tot nu al vaststaande gevolgen voor onze vrijheid en rechten. En dat is zo volgens het Hof: alle uitstoot nu beperkt keuzevrijheid straks, zeker als onze leefstijl dan nog steeds grotendeels CO2-gebonden is. Hoe sneller we CO2 verbruiken, hoe minder tijd er is om CO2-vrije alternatieven voor ons dagelijks leven (zoals reizen, werken, wonen) te ontwikkelen. Een rechtvaardige verdeling heeft volgens het Hof dus oog voor (aanpassings)lasten door de tijd.
Is het koolstofbudget ‘voortijdig’ op, dan rest ons eigenlijk nog het kiezen tussen twee kwaden: het accepteren van de ernstige (mensenrechten)gevolgen van aanvullende opwarming, of het radicaal beperken van onze huidige manier van leven. Dat moment komt overigens al snel: het koolstofbudget voor 1,5 graden opwarming is volgens het Copernicus Institute binnen enkele jaren op. Verschillende rechtbanken – van de rechters die de Urgenda-zaak hebben beslecht tot het EHRM in zijn KlimaSeniorinnen-arrest – erkennen deze urgentie van het probleem en de opkomende bedreiging voor de mensenrechten.
Die urgentie wordt nog niet breed politiek gevoeld. In Zwitserland niet naar aanleiding van de KlimaSeniorinnen -uitspraak, en in Nederland niet. Een typerend voorbeeld daarin waren de antwoorden van het (toenmalige) ministerie van Economische Zaken op Neubauer–vragen van Kamerlid Van Raan (PvdD). Staatssecretaris Yeşilgöz stelde slechts dat onze Grondwet in de zorgplicht voor de leefomgeving in het nu toetst, waarbij de doelen uit de Klimaatwet en de Omgevingswet (en voorgangers) een voldoende zouden opleveren op juridisch vlak.
Er lijkt in Nederland weinig bekendheid met de Duitse uitspraak – laat staan gebruik ervan als relevant kader. Dit ondanks dat de voorliggende vraag niet uniek is voor de Duitse rechtsorde: wat is proportioneel en rechtvaardig in het verdelen van een schaars koolstofbudget? Dat is ook in Nederland relevant, ook nu de Nederlandse zorgplicht ‘toekomstige generaties’ niet noemt. Op enig moment haalt het ‘nu’ de toekomst in: je kan niet zorg dragen voor de bewoonbaarheid van het land en verbetering van het leefmilieu zonder ook naar toekomstige effecten te kijken. Dat zou een gekunsteld onderscheid zijn volgens ons.
Waar dan houvast te vinden? In internationale ontwikkelingen.
Het Internationaal Hof van Justitie deed vorige maand een hoopgevende uitspraak waarin het recht op een gezonde leefomgeving werd benadrukt. Het Hof erkende dat klimaatverandering een bedreiging vormt voor een reeks mensenrechten, waaronder het recht op gezondheid en het recht op leven, en merkte op dat er een nauw verband bestaat tussen de gezondheid van de mens en milieubescherming. Niet alleen in het nu, maar vooral ook in intergenerationeel perspectief. Lange termijneffecten en de belangen van toekomstige generaties moeten onderdeel zijn van mensenrechtenafwegingen. Dat gaat over meer dan dat staten verplicht zijn hun klimaatdoelstellingen zo op te stellen dat ze in overeenstemming zijn met de limiet van 1,5 graad Celsius opwarming. Staten moeten de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen om aanzienlijke milieuschade te voorkomen, wat inhoudt dat ze inhoudelijke en procedurele maatregelen moeten nemen, waaronder risicoanalyses. Doen ze dat niet? Dan staat de deur open naar meer juridische geschillen.
In een vervuilingszaak uit 2023 maakte het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens dit nog concreter. De verwerende staat (Peru) werd veroordeeld voor de door een metaalfabriek veroorzaakte vervuiling. Daaruit volgende een serie verstrekkende (!) verplichtingen aan Peru, o.a. het binnen een jaar passende medische zorg regelen (en betalen) voor de slachtoffers van vervuiling, het faciliteren van hervestiging van getroffen inwoners die willen verhuizen en een plan om tot volledig herstel van het getroffen ecosysteem te komen.
En in een lopende zaak bij het EHRM (Müllner tegen Oostenrijk) wordt bescherming gevraagd tegen de specifieke gevolgen van klimaatverandering voor personen met hittegevoelige aandoeningen, in dit geval multiple sclerosis (ms).
Houvast voor politieke actie: waar planetaire grenzen (op)tellen
Adviesraden en internationale rechters kunnen pleiten voor bescherming van klimaat en milieu, maar politiek gezien is dat niet altijd overtuigend. Het rapport van 11 juli 2025 van de Studiegroep Begrotingsruimte (een collectief van topambtenaren) is dat mogelijk wel omdat het traditioneel basis biedt voor partijprogramma’s en formerende partijen. Zij rekenen het volgende kabinet alvast het volgende voor: de kosten van klimaatverandering bedragen vele tientallen miljarden. Zelfs als de overheid maar de helft van de totale ingeschatte extra kosten draagt voor het inperken van en aanpassen aan klimaatverandering, dan levert dat voor 2060 een extra stijging van onze staatsschuld op ter hoogte van ongeveer 60 procent van ons bbp. Hun voorstel: nu beprijzen en normeren helpt hoge kosten later te voorkomen. En dan zijn er nog alle maatschappelijke verliezen die eerder in deze blog langskwamen.
Alle reden dus om de toekomst concreet te maken en de gevolgen van het overschrijden van planetaire grenzen inzichtelijk te maken. Een kabinetsformatie is daar het perfecte moment voor als ijkmoment. Maak komend voorjaar niet alleen afspraken over begrotingsdiscipline, maar ook over planeetdiscipline. Geef de minister die daarvoor verantwoordelijk is dezelfde coördinatie- en toetsingsmacht als de minister van Financiën heeft over de Rijksbegroting. En spreek gelijk een eerste stap af: een toekomsttoets die inzichtelijk maakt hoe een voorstel door de tijd heen planetaire grenzen, zoals het koolstofbudget, beïnvloed. Dat helpt met het beschermen van een gezonde leefomgeving en zet blijvende (keuze)vrijheid centraal.
Reacties