Opruiing tot ‘dood aan het Israëlische leger’ is niet strafbaar
Er is veel ophef over het optreden van Bob Vylan in Paradiso. Er zijn aangiftes gedaan vanwege onder andere zijn oproep “Death to the IDF”, ofwel: “Dood aan het Israëlische leger”. Men kan deze oproep onsmakelijk of ongepast vinden – omdat elk mensenleven, ook dat van een soldaat, onder ideale omstandigheden bescherming verdient -, maar bij de beoordeling door het Openbaar Ministerie van meldingen en aangiftes telt alleen de vraag of Vylans oproep strafbaar is.
Ik ga in deze blog in op de strikt juridische vraag of de uitspraak “Death to the IDF” kan leiden tot strafbare opruiing, in de zin van artikel 131 Sr. Het gaat mij vooral om de vragen wat wordt bedoeld met de oproep tot het doden van de IDF en of, en zo ja onder welke omstandigheden, het doden van soldaten die tot de IDF behoren naar Nederlands recht strafbare feiten oplevert. De relatie tot art. 10 EVRM, het recht op vrijheid van meningsuiting, laat ik buiten beschouwing.
Het is vaste jurisprudentie dat voor de beoordeling of een uiting aanspoort tot enig strafbaar feit en dus ‘opruiend’ is in de zin van artikel 131 Sr moet worden gekeken naar de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede naar de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard (vgl. HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2020). Het moet verder voldoende duidelijk zijn dat, als de handelingen waartoe wordt opgeroepen, worden uitgevoerd, dit naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert (T&C Strafrecht, commentaar op artikel 131 Sr: Opruiing, para. 9.d).
Er kan in de eerste plaats discussie zijn wat precies wordt bedoeld met het doden van een leger, of het doden van een organisatie. Gelet op de context waarin de uitspraken zijn gedaan en de algemene bekendheid met het optreden van het Israëlische leger in Gaza kan het een redelijke invulling zijn dat om het plegen van misdrijven in Gaza te beëindigen Vylan oproept tot het toebrengen van een zware slag aan de IDF. Een dergelijke oproep is niet strafbaar naar Nederlands recht.
Indien men echter de uiting van Vylan zo zou interpreteren dat hij oproept om individuele leden van de IDF, dus Israëlische soldaten, om het leven te brengen, dan hoeft dat in tijden van oorlog evenmin strafbaar te zijn. Volgens het oorlogsrecht mogen strijdende partijen elkaars soldaten immers om het leven brengen; in vredestijd is het doden van soldaten moord of doodslag, maar in het kader van een gewapend conflict wordt deze strafbaarheid opgeheven door het oorlogsrecht. Formeel is er sprake van combattantenimmuniteit indien een lid van de gewapende strijdkrachten een soldaat van de tegenstander, conform het oorlogsrecht, om het leven brengt; het wordt gezien als een regel van internationaal gewoonterecht die via artikel 8d Sr de Nederlandse rechtsmacht beperkt. Er is in zo’n situatie geen vervolgingsrecht voor het OM.
De IDF is overigens niet alleen verwikkeld in de gewapende strijd in Gaza, maar er zijn ook conflicten met Libanon, Iran en – recent – Qatar. Onder het oorlogsrecht – en als onderdeel van het recht op zelfverdediging – lijkt het ook in die gevallen niet onrechtmatig om IDF-soldaten in gevechtssituaties om het leven te brengen.
Er zijn nog andere situaties denkbaar waarin discussie mogelijk is of het doden van IDF-soldaten onrechtmatig, dus strafbaar, is. Hierbij valt te denken aan gewapende aanvallen op de IDF in het kader van uitoefening van het recht op zelfbeschikking door het Palestijnse volk; extreme schending van dit recht kan volgens sommigen een gewapende strijd jegens de onderdrukker rechtvaardigen. Ook is er nog de mogelijkheid van ‘humanitaire interventie’, waarbij externe landen militair kunnen interveniëren -inclusief het doden van soldaten – om een einde te maken aan het plegen van internationale misdrijven. Deze praktijk is weliswaar omstreden onder volkenrechtsgeleerden (zie hier en hier), maar al wel toegepast en rechtmatig geacht door onder andere Nederland. In 1999 vielen NAVO-vliegtuigen militaire doelen aan in Servië, gerechtvaardigd als ‘humanitaire interventie’, waarbij zo’n 1000 Servische soldaten om het leven kwamen. Zou een artiest voorafgaand aan die aanval in Nederland hebben opgeroepen tot ‘dood aan het Servische leger’, dan zou dit hoogstwaarschijnlijk geen strafrechtelijke gevolgen hebben gehad, aangezien Nederland dit vanwege het beëindigen en voorkomen van ernstig humanitair leed zelf ook rechtmatig achtte.
Natuurlijk is er discussie mogelijk over de vraag wanneer precies, hoeveel en welke IDF-soldaten gedood mogen worden onder de regels en beginselen van het internationaal recht. Maar het lijkt me dat vanwege zijn betrokkenheid bij meerdere conflicten en vanwege het plegen van internationale misdrijven en het schenden van het recht op zelfbeschikking van een volk, de IDF – en individuele soldaten die daartoe behoren – in vele opzichten een legitiem doelwit is. Daarmee is wat mij betreft niet voldoende duidelijk dat het doden van IDF-soldaten naar Nederlands recht een strafbaar feit zou opleveren.
Dit zou anders kunnen zijn indien de oproep van Vylan zo ver gaat dat ook op onrechtmatige wijze IDF-militairen buiten het kader van een gewapend conflict moeten worden omgebracht. Onder het oorlogsrecht is het doden van militairen door burgers in beginsel niet toegestaan. Onder omstandigheden kan daar wel sympathie voor zijn, zoals liquidaties van leden van de Duitse bezettingsmacht door het Nederlandse verzet in WO II, maar formeel blijft het in strijd met het oorlogsrecht, en dus strafbaar naar nationaal recht.
Gelet op de gehele context – namelijk de betrokkenheid van de artiest bij het leed in Gaza en de wens dit te beëindigen door de IDF een zware slag toe te brengen in dat conflict – lijkt het me niet redelijk deze strekking in de door Vylan gedane uitingen te lezen. Het zou denk ik te ver voeren ‘dood aan de IDF’ zo te interpreteren dat Vylan ook elke burger oproept tot, bijvoorbeeld, het doden van IDF-soldaten op vakantie in het buitenland.
Bij de beoordeling van een oproep tot het ‘doden’ van een bepaald leger ligt het wat mij betreft voor de hand de rol van dit leger in conflicten in ogenschouw te nemen. Een oproep tot ‘dood aan het Luxemburgse leger’ is voor elke redelijke toehoorder wezenlijk anders dan bijvoorbeeld ‘dood aan het Russische leger’. In het eerste geval hebben we zeer waarschijnlijk wel te maken met strafbare opruiing, maar in de tweede situatie is dat volgens mij niet aan de orde. ‘Dood aan het Russische leger’ heeft net als ‘dood aan de IDF’ de strekking dat deze strijdkrachten effectief moeten worden bestreden in de conflicten waarin zij actief zijn, vooral omdat die legers een onrechtmatige oorlog voeren of op grote schaal internationale misdrijven plegen. In de gewapende strijd is een rechtmatige manier van het stoppen van een leger het doden van soldaten door de militaire tegenstander of eventueel door middel van humanitaire interventie door externe landen. Een oproep van Vylan om over te gaan tot humanitaire interventie waarbij meerdere landen het IDF een zware slag zouden toebrengen klinkt misschien sympathieker dan ‘dood aan de IDF’, maar komt op hetzelfde neer.
Reacties