Terug naar overzicht

Belediging van buitenlandse staatshoofden


Als reactie op de tragische moord op de Franse leraar Samuel Paty voor het tonen van de bekende Charlie Hebdo-cartoons, kondigde de Franse regering aan enkele tientallen islamitische organisaties te willen sluiten. Dit voornemen had tot gevolg dat beledigingen van staatshoofden over en weer vlogen. De Turkse president Erdoğan gaf aan dat de Franse president Macron psychische hulp nodig heeft. Hierop besloot Frankrijk zijn ambassadeur uit Turkije terug te roepen. Geert Wilders mengde zich in de controverse door een afbeelding van Erdoğan met een bom en het woord ‘terrorist’ op Twitter te plaatsen. De afbeelding was een bewerking van één van de zogeheten ‘Mohammedcartoons’ die oorspronkelijk in 2005 in de Deense krant Jyllands-Posten verschenen en die later door het Franse blad Charlie Hebdo opnieuw werden gepubliceerd. Wilders werd vervolgens van Turkse zijde verweten fascisme in zijn boek te hebben staan. Wilders kaatste de bal weer terugdoor te twitteren dat fascisme Erdoğans eigen gedachtengoed is.

Enfin, er werden dus heel wat buitenlandse staatshoofden afgelopen week beledigd. Het ‘beledigen van een buitenlands staatshoofd’ was tot het begin van dit jaar in Nederland strafbaar. Artikel 118 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht verbood beledigen van buitenlandse regeringshoofden indien zij in de uitoefening van hun ambt in Nederland verbleven. Dit verbod kent een lange geschiedenis. Reeds in 1816 werd een wet aangenomen die verschillende vormen van kwaad spreken over buitenlandse machthebbers verbood. Artikel 1 van de wet verbood het om ‘vreemde Souvereinen of Vorsten in hun personeel karakter hoonen of beleedigen, de wettigheid van hun geslacht en regering tegenspreken of in twijfel trekken, of hunne daden met hoonende of beleedigende woorden berispen.’ Er stond een fikse boete op overtreding: 500 gulden. Recidive werd bestraft met een gevangenisstraf van één tot drie jaar.

In de eeuwen die volgden is de regeling meerdere keren aangepast. Artikel 117 van het Wetboek van Strafrecht van 1886 maakte het strafbaar om een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende staat opzettelijk te beledigen. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd het wetsartikel onder meer ingezet tegen mensen die dictators beledigden. Zo werd in 1938 de roman- en toneelschrijver Maurits Dekker veroordeeld tot een geldboete van 100 gulden omdat hij in het pamflet Hitler. Een poging tot verklaring de Duitse dictator een clown, leugenaar, harlekijn, koekebakker had genoemd.
Een interessante zaak uit deze periode is die tegen Tweede Kamerlid Lou de Visser. De Visser stond terecht omdat hij Rijkspresident Paul von Hindenburg de ‘grote slachter van 1914-1918’ die ‘honderdduizenden de dood in heeft helpen drijven’ zou hebben genoemd. De procureur-generaal gaf tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep aan dat ‘de diplomatieke verhouding met een bevrienden staat als Duitschland niet mag worden verstoord. Dat is een eisch van nationaal zelfbehoud, want men zou in het straffeloos laten van een beleediging van een bevriend staatshoofd en casus belli kunnen scheppen.’ Hier zien we dat artikel 117 werd beschouwd als een middel om vriendschappelijke betrekkingen met andere landen te waarborgen. Sterker, de procureur-generaal zag het wetsartikel als een middel om te voorkomen dat de toorn opgewekt zou worden van sterkere buitenlandse machten.

In de jaren zestig van de vorige eeuw gingen rechtszaken onder meer over beledigingen van de Amerikaanse President Johnson. De kritiek dat Johnson een ‘moordenaar’ zou zijn wegens het door Amerika gevoerde Vietnambeleid, was verboden. De vervolgingen voor beledigingen van de Amerikaanse president leidden tot maatschappelijke onvrede. Omdat ‘moordenaar’ niet mocht, scandeerde men tijdens Vietnam-demonstraties ‘Johnson molenaar’ . In het parlement gaf minister Polak aan dat ‘artikel 117 niet is toegesneden op de moderne staatsrechtelijke situaties.’ In 1978 werd het artikel ingetrokken en kwam artikel 118 in de plaats.

In januari van dit jaar is ook dit wetsartikel afgeschaft. De wetgever achtte het niet langer van deze tijd. Ook stond het verbod op gespannen voet met de verdragsrechtelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Zo heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aangegeven dat speciale beledigingsdelicten voor staatshoofden lastig te verenigen zijn ‘met de geest’ van het EVRM (Otegi Mondragon v. Spain en Colombani v. France). Ook het Mensenrechtencomité van de VN is kritisch op dergelijke speciale regelingen voor machthebbers. Met de afschaffing van het verbod voldoet Nederland beter aan mensenrechtenverdragen en plaatst Nederland zich in een rijtje met andere Europese landen die dergelijke verboden hebben afgeschaft: Frankrijk deed dat in 2004, België in 2005 en Duitsland in 2018.

Hoewel het niet langer apart strafbaar is, kunnen beledigingen van buitenlandse staatshoofden uiteraard nog steeds ergernis opwekken. Het terugtrekken van de ambassadeur door Frankrijk (een zwaar diplomatiek middel) getuigt hiervan. Zolang het op het diplomatieke vlak blijft zal de uiteindelijke schade van dit soort uitingen beperkt blijven, mogen we hopen. Als die oorlog ten gevolge van een belediging, waarvoor men vreesde tijdens de dictaturen van de vorige eeuw, maar achterwege blijft…

Over de auteurs

Tom Herrenberg

Tom Herrenberg is universitair docent aan Open Universiteit

Reacties

Andere blogs van Tom Herrenberg
Klassiekers democratische rechtsstaat
Klassiekers democratische rechtsstaat #4: Wij slaven van Suriname
Openbaar Ministerie: Nashville-verklaring niet strafbaar