- CATEGORIE
- Adviesorganen
- Burgerrechten
- Decentralisatie
- Eigendom
- Gelijkheid
- Godsdienst en levensovertuiging
- Grondwetsherziening
- Internationale rechtsorde
- Privacy
- Rechtspleging
- Rechtspraak
- Regering, Koning
- Sociale rechtsstaat
- Staten-Generaal
- Uitingsrechten
- Wetgeving en bestuur
- AUTEUR
- M. Adams
- B.C. van Beers
- A.A.L. Beers & K.T. Meijer
- A.A.L. Beers & J.C.A. de Poorter
- S.C. van Bijsterveld & B.P. Vermeulen
- S.C. van Bijsterveld
- G. Boogaard
- G. Boogaard & J. Uzman
- S.S. Buisman & S.B.G. Kierkels
- S. Daniëls
- J.W.A. Fleuren
- F. Fleurke
- J.L.M. Gribnau & M.R.T Pauwels
- E.M.H. Hirsch Ballin
- H.G. Hoogers
- M. Houwerzijl & N. Zekic
- M. Houwerzijl & F. Vlemminx
- P. Jacobs
- E.J. Janse de Jonge
- S. Jellinghaus & E. Huisman
- J. Kiewiet & G.F.M. van der Tang †
- T. Kooijmans
- E.J. Koops
- G. Leenknegt
- K.T. Meijer
- D. Mentink, B.P. Vermeulen & P.J.J. Zoontjens
- B.M.J. van der Meulen
- F.C.M.A. Michiels
- G. Overkleeft-Verburg
- T. Peters
- J.C.A. de Poorter
- J.M. van Schooten, G. Leenknegt & M. Adams
- G. van der Schyff & B.M.J. van der Meulen
- J. Uzman & G. Boogaard
- J. Uzman
- B.P. Vermeulen
- F.M.C. Vlemminx
- F.M.C. Vlemminx & A.C.M. Meuwese
- W.J.M. Voermans
- B.W.N. de Waard
- W. van der Woude
- ARTIKEL
- Artikel 1 Gelijke behandeling
- Artikel 2 Nederlandschap en vreemdelingen
- Artikel 3 Gelijke benoembaarheid
- Artikel 4 Kiesrecht
- Artikel 5 Petitierecht
- Artikel 6 Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
- Artikel 7 Vrijheid van meningsuiting
- Artikel 8 Recht tot vereniging
- Artikel 9 Recht tot vergadering en betoging
- Artikel 10 Eerbiediging en bescherming persoonlijke levenssfeer
- Artikel 11 Onaantastbaarheid van het lichaam
- Artikel 12 Binnentreden woning
- Artikel 13 Vertrouwelijke communicatie
- Artikel 14 Onteigening
- Artikel 15 Vrijheidsontneming
- Artikel 16 Nulla poena
- Artikel 17 Wettelijk toegekende rechter
- Artikel 18 Rechtsbijstand
- Artikel 19 Werkgelegenheid en arbeidskeuze
- Artikel 20 Bestaanszekerheid
- Artikel 21 Milieubescherming
- Artikel 22 Volksgezondheid en woongelegenheid
- Artikel 23 Onderwijs
- Artikel 24 Koningschap
- Artikel 25 Erfopvolging
- Artikel 26 Status ongeboren kind Koning
- Artikel 27 Afstand koningschap
- Artikel 28 Afstand koningschap door huwelijk
- Artikel 29 Uitsluiting troonopvolging
- Artikel 30 Benoemde Koning
- Artikel 31 Erfopvolging benoemde koning
- Artikel 32 Inhuldiging Koning
- Artikel 33 Koningschap en meerderjarigheid
- Artikel 34 Ouderlijk gezag minderjarige Koning
- Artikel 35 Buiten staat verklaring
- Artikel 36 Tijdelijke neerlegging koninklijk gezag
- Artikel 37 Uitoefening koninklijk gezag door regent
- Artikel 38 Uitoefening koninklijk gezag door RvS
- Artikel 39 Lidmaatschap koninklijk huis
- Artikel 40 Uitkering koninklijk huis
- Artikel 41 Inrichting huis Koning
- Artikel 42 Ministeriële verantwoordelijkheid
- Artikel 43 Regering en ministers
- Artikel 44 Ministeries
- Artikel 45 Ministerraad
- Artikel 46 Staatssecretarissen
- Artikel 47 Ondertekening en contraseign
- Artikel 48 Ontslag en benoeming ministers
- Artikel 49 Ambtseed minister en staatssecretaris
- Artikel 50 Vertegenwoordiging
- Artikel 51 Eerste en Tweede Kamer
- Artikel 52 Zittingsduur
- Artikel 53 Evenredige vertegenwoordiging
- Artikel 54 Verkiezing Tweede Kamer
- Artikel 55 Verkiezing Eerste Kamer
- Artikel 56 Vereisten voor lidmaatschap
- Artikel 57 Incompatibiliteiten
- Artikel 57a Zwangerschap en ziekte
- Artikel 58 Geloofsbrieven
- Artikel 59 Kiesrecht en verkiezingen
- Artikel 60 Ambtsaanvaarding
- Artikel 61 Voorzitter en griffier
- Artikel 62 Verenigde vergadering
- Artikel 63 Geldelijke voorzieningen
- Artikel 64 Ontbinding Kamers
- Artikel 65 Troonrede
- Artikel 66 Openbaarheid vergaderingen
- Artikel 67 Quorum
- Artikel 68 Inlichtingenplicht bewindslieden
- Artikel 69 Aanwezigheid bewindslieden
- Artikel 70 Recht van enquête
- Artikel 71 Parlementaire onschendbaarheid
- Artikel 72 Reglement van orde
- Artikel 73 Taak Raad van State
- Artikel 74 Rechtspositie leden
- Artikel 75 Inrichting, samenstelling, bevoegdheid Raad van State
- Artikel 76 Algemene rekenkamer
- Artikel 77 Rechtpositie leden rekenkamer
- Artikel 78 Inrichting, samenstelling, bevoegdheid Rekenkamer
- Artikel 78a Nationale ombudsman
- Artikel 79 Vaste colleges van advies
- Artikel 80 Openbaarmaking advies
- Artikel 81 Wetgevende macht
- Artikel 82 Indienen wetsvoorstel
- Artikel 83 Toezending wetsvoorstel TK
- Artikel 84 Wijziging wetsvoorstel
- Artikel 85 Toezending wetsvoorstel EK
- Artikel 86 Intrekking wetsvoorstel
- Artikel 87 Aanneming en bekrachtiging
- Artikel 88 Bekendmaking en inwerkingtreding
- Artikel 89 Algemene maatregel van bestuur
- Artikel 90 Bevordering internationale rechtsorde
- Artikel 91 Goedkeuring verdrag
- Artikel 92 Bevoegdheden volkenrechtelijke organisaties
- Artikel 93 Verbindende kracht verdrag
- Artikel 94 Verdrag boven wet
- Artikel 95 Bekendmaking verdrag
- Artikel 96 Oorlogsverklaring
- Artikel 97 Krijgsmacht
- Artikel 98 Samenstelling krijgsmacht
- Artikel 99 Gewetensbezwaren militaire dienst
- Artikel 99a Civiele verdediging
- Artikel 100 Inlichtingen over krijgsmacht
- Artikel 101 [vervallen]
- Artikel 102 [vervallen]
- Artikel 103 Uitzonderingstoestand
- Artikel 104 Belastingheffing
- Artikel 105 Recht van begroting
- Artikel 106 Geldstelsel
- Artikel 107 Codificatie
- Artikel 108 [vervallen]
- Artikel 109 Rechtspositie ambtenaren
- Artikel 110 Openbaarheid van bestuur
- Artikel 111 Ridderorden
- Artikel 112 Civiele en administratieve rechtspraak
- Artikel 113 Strafrechtspraak
- Artikel 114 Doodstraf
- Artikel 115 Administratief beroep
- Artikel 116 Rechterlijke macht
- Artikel 117 Rechtspositie leden rechterlijke macht
- Artikel 118 Hoge Raad
- Artikel 119 Ambtsmisdrijven
- Artikel 120 Toetsingsverbod
- Artikel 121 Openbaarheid terechtzittingen
- Artikel 122 Gratie
- Artikel 123 Instelling provincies en gemeenten
- Artikel 124 Autonomie en medebewind
- Artikel 125 Organen decentrale besturen
- Artikel 126 Ambtsinstructie commissaris koning
- Artikel 127 Vaststelling verordening
- Artikel 128 Toekenning bevoegdheden
- Artikel 129 Verkiezing vertegenwoordigend orgaan
- Artikel 130 Kiesrecht gemeenteraad niet-Nederlanders
- Artikel 131 Benoeming commissaris Koning
- Artikel 132 Inrichting, samenstelling, bevoegdheid decentrale besturen
- Artikel 132a Caribische openbare lichamen
- Artikel 133 Waterschappen
- Artikel 134 Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
- Artikel 135 Gemeenschappelijke regelingen
- Artikel 136 Geschillen
- Artikel 137 Grondwetswijziging
- Artikel 138 Aanpassing niet gewijzigde bepalingen
- Artikel 139 Bekendmaking en inwerkingtreding
- Artikel 140 Handhaving bestaande regelgeving
- Artikel 141 Bekendmaking herziene Grondwet
- Artikel 142 Aanpassing Grondwet aan Statuut
- Artikel IX - Berechting van misdrijven in oorlogstijd
- Artikel XIX - Afkondigingsformulier
- HOOFDSTUK
- Hoofdstuk 1 Grondrechten
- Hoofdstuk 2 Regering
- Hoofdstuk 3 Staten-Generaal
- Hoofdstuk 4 Adviesorganen
- Hoofdstuk 5 Wetgeving en bestuur
- Hoofdstuk 6 Rechtspraak
- Hoofdstuk 7 Decentralisatie
- Hoofdstuk 8 Herziening grondwet
- Additionele artikelen
DE GRONDWET
Artikel 50 - Vertegenwoordiging
Artikel 51 - Eerste en Tweede Kamer
-
De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
-
De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden.
-
De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden.
-
Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd.
Artikel 52 - Zittingsduur
- De zittingsduur van beide kamers is vier jaren.
- Indien voor de provinciale staten bij de wet een andere zittingsduur dan vier jaren wordt vastgesteld, wordt daarbij de zittingsduur van de Eerste Kamer in overeenkomstige zin gewijzigd.
Artikel 53 - Evenredige vertegenwoordiging
- De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
- De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.
Artikel 54 - Verkiezing Tweede Kamer
-
De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn.
-
Van het kiesrecht is uitgesloten hij die wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht.
Artikel 55 - Verkiezing Eerste Kamer
Artikel 56 - Vereisten voor lidmaatschap
Artikel 57 - Incompatibiliteiten
-
Niemand kan lid van beide kamers zijn.
-
Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens zijn minister, staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman of substituut-ombudsman, of lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad.
-
Niettemin kan een minister of staatssecretaris, die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld, dit ambt verenigen met het lidmaatschap van de Staten-Generaal, totdat omtrent die beschikbaarstelling is beslist.
-
De wet kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen bepalen dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten-Generaal of van een der kamers kunnen worden uitgeoefend.
Artikel 57a - Zwangerschap en ziekte
Artikel 58 - Geloofsbrieven
Artikel 59 - Kiesrecht en verkiezingen
Artikel 60 - Ambtsaanvaarding
Artikel 61 - Voorzitter en griffier
-
Elk der kamers benoemt uit de leden een voorzitter.
-
Elk der kamers benoemt een griffier. Deze en de overige ambtenaren van de kamers kunnen niet tevens lid van de Staten-Generaal zijn.
Artikel 62 - Verenigde vergadering
Artikel 63 - Geldelijke voorzieningen
Artikel 64 - Ontbinding Kamers
-
Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden.
-
Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden.
-
De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen kamer samenkomt.
-
De wet stelt de zittingsduur van een na ontbinding optredende Tweede Kamer vast; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren. De zittingsduur van een na ontbinding optredende Eerste Kamer eindigt op het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd.
Artikel 65 - Troonrede
Artikel 66 - Openbaarheid vergaderingen
-
De vergaderingen van de Staten-Generaal zijn openbaar.
-
De deuren worden gesloten, wanneer een tiende deel van het aantal aanwezige leden het vordert of de voorzitter het nodig oordeelt.
-
Door de kamer, onderscheidenlijk de kamers in verenigde vergadering, wordt vervolgens beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.
Artikel 67 - Quorum
-
De kamers mogen elk afzonderlijk en in verenigde vergadering alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is.
-
Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
-
De leden stemmen zonder last.
-
Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, wanneer één lid dit verlangt.
Artikel 68 - Inlichtingenplicht bewindslieden
Artikel 69 - Aanwezigheid bewindslieden
-
De ministers en de staatssecretarissen hebben toegang tot de vergaderingen en kunnen aan de beraadslaging deelnemen.
-
Zij kunnen door de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.
-
Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen, daartoe door hen aangewezen.
Artikel 70 - Recht van enquête
Artikel 71 - Parlementaire onschendbaarheid
Artikel 72 - Reglement van orde
WETENSCHAPPELIJK COMMENTAAR
ARTIKEL 53 - Evenredige vertegenwoordiging
INHOUD- Historische ontwikkeling en actuele betekenis
- Werking van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging
- Hervormingspogingen
- Geheime stemming
- Jurisprudentie
- Literatuur
- Historische versies
Editie februari 2016[1]
1. Historische ontwikkeling en actuele betekenis
Daarvoor kende Nederland een zogenaamd absoluut meerderheidsstelsel. Het land was verdeeld in kiesdistricten waarin één volksvertegenwoordigers werden gekozen.[3] Een kandidaat was verkozen indien hij – de politiek was tot 1917 een mannelijke aangelegenheid – meer dan de helft van de in het district uitgebrachte stemmen verkreeg. Om een absolute meerderheid te bereiken is vaak een tweede ronde nodig. Dat dwingt partijen tot het maken van afspraken over steun aan elkaars kandidaten. Zo’n meerderheidsstelsel met kiesdistricten zorgt gewoonlijk voor een betrekkelijk nauwe band tussen kiezer en gekozene en voor een helder politiek spectrum bestaande uit enkele sterke hoofdstromingen. Aan de andere kant bestaat het gevaar dat de volksvertegenwoordiging een slechte afspiegeling vormt van de stemverhoudingen: kleinere politieke bewegingen of stromingen met een landelijk sterk verspreide aanhang zien de op hen uitgebrachte stemmen vaak slechts gedeeltelijk vertaald worden in kamerzetels.
In 1917 werd een stelsel van evenredige vertegenwoordiging, in de woorden van regering, een ‘eisch des tijds’ geacht te zijn.[4] De gedachte was dat evenredige vertegenwoordiging ertoe zou leiden dat bij verkiezingen niet langer de persoon van de kandidaat, maar de achterliggende ideologie van diens partij centraal zou staan. Verder werd een minder sterke dominantie van de vier of vijf politieke hoofdstromingen verwacht, omdat kleinere partijen gemakkelijker zetels zouden kunnen verkrijgen. Inderdaad viel na 1917 een verbreding van het politieke spectrum waar te nemen, maar ook een duidelijke verwijdering tussen kiezer en gekozene.[5]
Met name dat laatste levert de laatste decennia met enige regelmaat discussie over ons kiesstelsel op: de afstand tussen de kiezers en de gekozenen zou, onder meer door de overheersende rol van landelijke politieke partijen en hun lijsttrekkers in het verkiezingsproces, te groot zijn geworden. Door toch weer elementen van een districtenstelsel in te voeren, bijvoorbeeld in de vorm van een gemengd kiesstelsel zoals het Duitse, zou de band tussen kiezers en gekozenen kunnen worden versterkt (zie hieronder, paragraaf 2). Een complicatie daarbij is dat vergaande wijzigingen van het kiesstelsel niet bij gewone wet kunnen plaatsvinden: de Grondwet legt immers het stelsel van evenredige vertegenwoordiging vast. Wijzigingen die teveel afdoen aan het uitgangspunt dat de Kamers op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging worden gekozen, vereisen de zwaardere procedure van grondwetsherziening.
Om de band tussen kiezers en gekozenen te versterken is in 1998 de voorkeurdrempel voor een zetel in de Tweede Kamer – het aantal stemmen dat men nodig heeft om rechtstreeks een zetel toegewezen te krijgen, onafhankelijk van de lijstvolgorde – gesteld op 25 procent van het aantal stemmen benodigd voor één Kamerzetel.[6] Daarvóór was de voorkeurdrempel 50 procent van de kiesdeler. De verwachting was dat de kiezer zo een grotere invloed zou hebben op de verdeling van zetels over de kandidaten voor een bepaalde partij. In de praktijk lukt het gewoonlijk maar een enkeling die niet op een verkiesbare plaats op de kieslijst staat, een voorkeurzetel te verdienen; bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 wist alleen Pieter Omzigt (CDA) op die manier een zetel te bemachtigen.
2. Werking van het stelsel van evenredige
vertegenwoordiging
Het is duidelijk dat, met name door het probleem van de restzetels, een mathematisch zuiver stelsel van evenredige vertegenwoordiging niet realiseerbaar is. Maar de wetgever kan, blijkens het eerste lid van artikel 53, ook zelf grenzen stellen aan de evenredigheid van het kiesstelsel. Deze mogelijkheid werd in 1938 in de Grondwet opgenomen om te kunnen voorkomen dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging tot een te grote versplintering in de samenstelling van de Tweede Kamer zou leiden. Een belangrijke aanleiding vormden de Kamerverkiezingen van 1933, waaraan 54 groeperingen deelnamen; zes van die groeperingen waren eenmanspartijtjes. Als directe reactie hierop werd de Kieswet gewijzigd, opdat een waarborgsom voor deelname aan de verkiezingen kon worden gevraagd.[11] Te denken valt daarnaast aan het instellen van een kiesdrempel of het herinvoeren van een beperkt aantal kiesdistricten. Dat eerste kan nuttig zijn om bepaalde ongewenste groeperingen, zoals extremistische partijen, uit de volksvertegenwoordiging te weren. Met het oog daarop is in het verleden verschillende malen getracht bij wet een kiesdrempel van anderhalf of zelfs driemaal de kiesdeler in te voeren, maar steeds zonder succes.[12] Daarnaast wordt met enige regelmaat geopperd opnieuw kiesdistricten in te voeren, omdat dit zou kunnen bijdragen aan de versterking van de band tussen kiezer en gekozene.[13] Kortmann geeft in zijn commentaar op de grondwetsherzieningen van 1983 en 1987 aan dat de herinvoering van kiesdistricten op gespannen voet zou staan met artikel 53 wanneer dit er te veel zouden zijn (bijvoorbeeld meer dan tien); een kleiner aantal districten (waarbinnen dan dus meerdere kandidaten worden verkozen) acht hij niet strijdig met artikel 53.[14]
3. Hervormingspogingen
Weer enkele jaren later, in november 2003, zond het kabinet-Balkenende II – opnieuw met D66 in de gelederen – een nota naar de Tweede Kamer waarin het een wijziging van het kiesstelsel aankondigde, onder de veelbelovende titel ‘Naar een sterker parlement’.[17] Daarbij sprak het kabinet de voorkeur uit voor een gemengd stelsel. De helft van de leden van de Kamer zou worden gekozen via een landelijke lijst, de andere helft in districten. De aantallen zetels die elke partij zou krijgen, werd bepaald door de verdeling van stemmen over de landelijke lijsten; zetels werden eerst toebedeeld aan de gekozenen in districten en aangevuld met kandidaten die via de landelijke lijst werden gekozen. De kiezer zou dus twee stemmen uitbrengen: een op een landelijke lijst en een op een districtslijst. Het betrof in feite een variant op het Duitse kiesstelsel voor de Bondsdagverkiezingen, zonder de mogelijkheid van ‘Überhangmandate’: extra zetels die worden toegekend wanneer een partij meer districtszetels wint dan waarop zij gezien de verdeling van zetels op basis van de landelijke lijsten aanspraak zou kunnen maken. De Nederlandse Grondwet legt het aantal zetels in de Tweede Kamer immers vast op 150. Ditmaal werd de aankondiging wel gevolgd door een wetsvoorstel,[18] dat werd ingediend op 8 februari 2005. Op 23 februari werd het echter weer ingetrokken,[19] nog voor de behandeling in de Tweede Kamer kon plaatsvinden, als gevolg van de ‘Paascrisis’: verantwoordelijk minister De Graaf trad af, onder meer omdat er geen parlementaire meerderheid bleek te zijn voor zijn voorstel om de burgemeestersbenoeming uit de Grondwet te schrappen.
Kort daarna, op 24 maart, werd door minister Pechtold het Burgerforum kiesstelsel ingesteld. Het Burgerforum, dat bestond uit 140 geselecteerde ‘gewone’ burgers, presenteerde in november 2006 zijn advies over de hervorming van het kiesstelsel: ‘Met één stem meer keus.’[20] Het beval een wijziging van het kiesstelsel aan waarbij kiezers één stem konden uitbrengen, ofwel op een lijst, waarmee de lijstvolgorde bepalend zou zijn voor de toedeling van zetels, ofwel op een bepaalde kandidaat op een lijst, waarmee de lijstvolgorde kon worden doorbroken. Ook dit advies leidde niet tot indiening van een concreet wetsvoorstel; sindsdien zijn de pogingen om het kiesstelsel voor de Tweede Kamer te hervormen min of meer gestaakt. Kritiek op het huidige stelsel is er nog steeds, maar brede consensus over een geschikt alternatief nog steeds niet.
4. Geheime stemming
Een kiezer is echter niet verplicht zijn of haar politieke voorkeur voor zich te houden in het stemlokaal. In maart 2014, bij gelegenheid van de gemeenteraadsverkiezingen, ontstond wat opschudding over een typisch fenomeen uit het tijdperk van de social media: de ‘stemfie’. Daarmee wordt bedoeld een selfie, een foto van zichzelf, in het stemhokje met een stembiljet waarop de gemaakte keuze zichtbaar is, voordat het biljet in de stembus gaat. In het kader van het stemgeheim is dat niet zonder bezwaren, omdat niet valt uit te sluiten dat dergelijke foto’s onder dwang worden gemaakt, om te kunnen vaststellen of iemand heeft voldaan aan een opdracht om een bepaalde stem uit te brengen.

5. Jurisprudentie
- Rechtbank Den Haag, 9 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:56576. Literatuur
- P.P.T. Bovend’Eert, H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, 11dedruk, Kluwer: Deventer, 2010- Burgerforum Kiesstelsel, Met één stem meer keus. Advies van het Burgerforum Kiesstelsel over het toekomstige kiesstelsel, www.parlement.com/9291000/d/advbrgk.pdf
- A.M. Donner, Iets over kiesstelsels, in: Mededelingen KNAW, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks, dl. 30, nr. 9, Amsterdam 1967
- C.A.J.M. Kortmann, De grondwetsherzieningen 1983 en 1987, Kluwer: Deventer 1987
7. Historische versies
Eerste lid:Art. 56 Gw 1814: De vergadering der Staten Generaal bestaat uit vijf en vijftig leden. Deze worden benoemd door de Staten der bovengemelde Provincien of Landschappen in de volgende evenredigheid, uit:
Gelderland 6
Holland 22
Zeeland 3
Utrecht 3
Vriesland 5
Overijssel 4
Groningen 4
Braband 7
Drenthe 1
Eerste lid (Tweede Kamer):
Art. 79 Gw 1815: Eene dier kamers bestaat uit 110 leden, benoemd door de Staten der Provincien, te weten, voor:
Noord Braband 7
Zuid Braband 8
Limburg 4
Gelderland 6
Luik 6
Oost Vlaanderen 10
West Vlaanderen 8
Henegouwen 8
Holland 22
Zeeland 3
Namen 2
Antwerpen 5
Utrecht 3
Vriesland 5
Overijssel 4
Groningen 4
Drenthe 1
Luxemburg 4
Leden: 110
Art. 81 Gw 1840: Eene dier Kamers bestaat uit acht en vijftig leden, benoemd door de Staten der provincien, te weten, voor:
Noord Braband 7
Gelderland 6
Zuid Holland 12
Noord Holland 10
Zeeland 3
Utrecht 3
Vriesland 5
Overijssel 4
Groningen 4
Drenthe 1
Hertogdom Limburg 3
58 leden.
Art. 77, eerste lid, Gw 1848: Het getal van de leden der Tweede Kamer wordt bepaald naar de bevolking, voor ieder 45 000 één.
Art. 81, eerste lid, Gw 1887: De Tweede Kamer bestaat uit honderd leden, die gekozen worden in kiesdistricten.
Art. 81, eerste lid, Gw 1917: De Tweede Kamer bestaat uit honderd leden, gekozen op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging (art. 82, eerste lid, Gw 1922).
Art. 84, eerste lid, Gw 1938: De Tweede Kamer bestaat uit honderd leden, gekozen op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen (art. 91, eerste lid, Gw 1953).
Art. 91, eerste lid, Gw 1956: De Tweede Kamer bestaat uit honderd en vijftig leden, gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
Eerste lid (Eerste Kamer):
Art. 80 Gw 1815: (...), welke door den Koning voor hun leven benoemd worden, en gekozen uit hen die door diensten aan den Staat bewezen, door hunne geboorte of gegoedheid onder de aanzienlijksten van den lande behooren (art. 82 Gw 1840).
Art. 78, vijfde lid, Gw 1848: Zij worden verkozen door de Provinciale Staten in de volgende verhouding:
Noordbrabant 5
Gelderland 5
Zuidholland 7
Noordholland 6
Zeeland 2
Utrecht 2
Friesland 3
Overijssel 3
Groningen 2
Drenthe 1
Limburg 3
39 leden.
Ingeval van vereeniging of splitsing van provincien, voorziet dezelfde wet, die dit beveelt, in de wijziging, welke daardoor in deze verhouding noodig zal worden bevonden.
Art. 82, tweede lid, Gw 1887: Zij worden verkozen door de Provinciale Staten in de volgende verhouding:
Noordbrabant 6
Gelderland 6
Zuidholland 10
Noordholland 9
Zeeland 2
Utrecht 2
Friesland 4
Overijssel 3
Groningen 3
Drenthe 2
Limburg 3
50 leden.
In geval van vereeniging, splitsing of grensverandering van provincien of vorming van nieuwe, voorziet de wet in de wijziging, welke daardoor in deze verhouding noodig zal worden bevonden.
Art. 82, tweede lid, Gw 1917: Zij worden verkozen door de Staten der provinciën op de wijze bij de wet te bepalen.
Art. 83, tweede lid, Gw 1922: Zij worden verkozen door de leden van de Staten der provinciën op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging.
Art. 85, tweede lid, Gw 1938: Zij worden verkozen door de leden van de Staten der provinciën op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen de door de wet te stellen grenzen (art. 92, tweede lid, Gw 1953).
Tweede lid:
Geen historie.
Noten
- Dit commentaar is een bewerking en aanvulling van het commentaar bij dezelfde bepaling in: A.K. Koekkoek (red.), De Grondwet. Een systematisch en artikelsgewijs commentaar, 3de druk, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink, 2000, eveneens van de hand van G. Leenknegt.
- Opmerking verdient daarbij dat de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer tot 1985 geschiedde in vier districten, bestaande uit groepen van provincies, telkens op de voet van evenredige vertegenwoordiging. Hieraan kwam een eind door wijziging van de Kieswet: wet van 18 mei 1985, Stb. 238.
- Tot 1896 kende Nederland ook meervoudige districten, waarin meerdere kandidaten konden worden verkozen. Na 1896 bestonden alleen nog enkelvoudige districten, waar steeds één volksvertegenwoordiger werd verkozen.
- Bijl. Hand. II 1915/16, 226, nr. 4, p. 23-24.
- Zie A.M. Donner, Iets over kiesstelsels, in: Mededelingen KNAW, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks, dl. 30, nr. 9, Amsterdam 1967.
- Art. P15 van de Kieswet.
- Afgezien van de weging van de stemmen, uitgebracht in de verschillende provincies, bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. Zie het commentaar bij art. 55.
- Art. P5 van de Kieswet.
- Art. P6 van de Kieswet.
- Art. P8 - P10 van de Kieswet. Zie ook http://www.parlement.com/id/vh8lnhrp1x01/zetelverdeling_na_verkiezingen.
- Wet van 23 mei 1935, Stb. 306.
- P.P.T. Bovend’Eert, H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, 11de druk, Kluwer: Deventer, 2010, p. 81 e.v.
- Zie Kamerstukken II 1978/79, 14 223, nr. 6, p. 3-4 (Nng IIIa, p. 172-173).
- C.A.J.M. Kortmann, De grondwetsherzieningen 1983 en 1987, Kluwer: Deventer 1987, p. 202.
- Kamerstukken II, 1995/96, 21 427, nr. 112.
- Nota wijziging kiesstelsel, Kamerstukken II 1999/2000, 26 957, nr. 2.
- Kamerstukken II 2003/04, 29 356, nr. 1.
- Kamerstukken II 2004/05, 29 986, nrs. 1-3.
- Kamerstukken II 2004/05, 29 986, nr. 6.
- Advies van het Burgerforum Kiesstelsel over het toekomstige kiesstelsel, te vinden op: www.parlement.com/9291000/d/advbrgk.pdf
- Kamerstukken II 1978/79, 14 223, nr. 6, p. 4 (Nng IIIa, p. 173).
- Zie art. J1 - J39 van de Kieswet.
- Kamerstukken II 1978/79, 14 223, nr. 6, p. 4-5 (Nng IIIa, p. 173-174).
- Kamerstukken II 1978/79, 14 223, nr. 6, p. 4 (Nng IIIa, p. 173).
- Zie www.volkskrant.nl/binnenland/selfies-tijdens-het-stemmen-de-stemfie~a3618355/.
- Rechtbank Den Haag, 9 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5657. Zie ook www.nu.nl/politiek/3882521/stemfie-blijft-toegestaan.html.
- Kiesraad, Advies n.a.v. gemeenteraadsverkiezingen en verkiezingen Europees Parlement 2014, 24 juli 2014, p. 3-5; bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 31 142, nr. 46.
- Kamerstukken II 2014/15, 31 142, nr. 46, p. 4-5.
Evenredige vertegenwoordiging
Een nadeel van het stelsel is dat vooral partijbesturen beslissen wie de verkiesbare kandidaten zijn voor een kamerzetel. De kiezer kent de meeste van deze kandidaten niet en vaak vergaren behalve de lijsttrekkers maar weinig kandidaten genoeg stemmen om op eigen kracht een kamerzetel te winnen. De meeste kamerleden winnen hun zetel op basis van het teveel aan stemmen dat hun lijsttrekker behaalt. De invoering van (elementen van) een meerderheidsstelsel met kiesdistricten zou dat euvel kunnen verhelpen, maar de grondwettelijke eis dat verkiezingen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging dienen plaats te vinden maakt aanpassing van het kiesstelsel moeilijk.
De stemming moet geheim zijn. Dat houdt in dat iemand bij het invullen van het stembiljet of het bedienen van een stemmachine niet mag worden gadegeslagen door andere kiezers of door leden van het stembureau, en dat geheim moet blijven welke stem iemand heeft uitgebracht – tenzij een kiezer geheel vrijwillig zelf besluit openheid te geven. Daardoor hoeft niemand te vrezen dat zijn politieke voorkeur hem bij het verlaten van het stemhokje door de overheid of door andere burgers kan worden verweten.
Plaats Uw Reactie
*Verplicht invulveld straks zijn alleen uw naam en reactie zichtbaar.
Er kan enige tijd overheengan tot uw reactie zichtbaar is.
Evenredige vertegenwoordiging
0 reactiesEvenredige vertegenwoordiging
Over dit artikel zijn ons geen belangrijke en ‘klassieke’ rechterlijke uitspraken bekend.
Evenredige vertegenwoordiging
Over dit artikel zijn ons geen recente rechterlijke uitspraken bekend.