Terug naar overzicht

Eerste Kamer als hoeder van de grondrechten


In de Volkskrant viel te lezen dat de taak van de Eerste Kamer bestaat uit het bewaken van de ‘kwaliteit van wetgeving’. Dat klopt ook. Maar de Eerste Kamer doet meer dan beoordelen of een wetsvoorstel wel uitvoerbaar is of handhaafbaar genoeg: de toets van rechtmatigheid vereist dat voorstellen niet in strijd zijn met Europese en internationale regelgeving en, bovenal, de grondwet. Juist als een wetsvoorstel grondrechten dreigt te schenden roert de Senaat zich. Niet voor niets werd het elektronisch patiëntendossier afgeschoten omdat het de privacy van patiënten in gevaar bracht. En niet voor niets kreeg Teeven op zijn donder omdat hij de rechtsbijstandsvergoeding naar beneden wilde schroeven – dat tast namelijk het recht op een eerlijk proces aan.

Grondrechten noemen we met rede grondrechten. Ze vormen de kern van een democratische rechtsstaat. Ze drukken de centrale overtuiging van onze samenleving uit: dat ieder mens even waardevol is en daarom een gelijk recht heeft op een eerlijk proces, een veilig privéleven, een goede opleiding, politieke medezeggenschap, etc. Als er normen zijn die speciale bescherming verdienen, dan zijn het die grondrechten. Vandaar dat de Eerste Kamer zwaar tilt aan grondrechten, en soms zelfs bereid is van haar vetorecht gebruik te maken.

Die bescherming lijkt harder nodig dan ooit. Onder het mom van veiligheid surveilleert de overheid naar hartenlust ons internet. Onder het mom van strengheid detineren we hardhandig asielzoekers, of ontzeggen we ze bed, bad en brood. En onlangs haalde de Hoge Raad vernietigend uit naar het Openbaar Ministerie, dat dikwijls zonder voldoende bewijs en enige vorm van propere rechtsgang straffen uit blijkt te delen. Juist nu zou de Eerste Kamer, nog veel meer dan het al doet, zijn constitutionele verantwoordelijkheid op moeten pakken.

En dat brengt ons tot de verkiezingen van vandaag. Hoe meer de Tweede Kamer de Eerste in zijn greep krijgt, hoe minder de Tweede Kamer gecontroleerd zal worden. Als senatoren moeten luisteren naar de orders van hun partijleiders, zal er van onafhankelijk toezicht weinig terecht komen. Het is daarom van groot belang dat senatoren zich ondanks alles distantiëren van de alledaagse politieke strijd. Hun eigenlijke werk gaat niet over koopkrachtplaatjes, windmolens of economische groei. Een goede Eerste Kamer bewaakt ons beschavingsminimum. En dat zou best kunnen betekenen dat senatoren niet 3 maar 5 dagen per week moeten gaan werken en eens wel gebruik moeten maken van, bijvoorbeeld, hun recht op enquête.

Als de senatoren deze verantwoordelijkheid niet oppakken kan de Eerste Kamer inderdaad maar beter opgeheven worden. Maar het alternatief – constitutionele toetsing door de rechter – is niet per se rooskleurig. Rechters, zoals die van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, zijn democratisch gezien slecht gelegitimeerd en lopen erg achter de feiten aan: misstanden worden door de aard van een langdurige rechtsgang vaak pas na jaren aangepakt. Juist een waakzame Eerste Kamer vormt een elegante bescherming.

Die moeten we dus niet afschaffen of tandeloos maken, maar met de juiste instelling gebruiken.

Dit artikel verscheen 18-03-2015 tevens in de Volkskrant.

Over de auteurs

Jurriën Hamer

Jurriën Hamer is promovendus politieke filosofie Universiteit Utrecht.

Reacties

Recente blogs
Volmachten ronselen: nieuwe regels voor een oud probleem
Promovendireeks 2023-2024
Promovendireeks #11: Mensenrechten en het sociale domein? Mogelijke spanningen tussen de Wmo 2015 en het IVESCR
Het vermeende ‘recht’ op het minister-presidentschap: de implicaties van de conventie van 1977